jeudi 26 octobre 2017

Moskou, zijn café Poesjkin en de nostalgiekantines



Ik begin mijn derde half time van onze citytrip naar Moskou, in september 2017. En we beginnen met Bécaud, 1964. Zing met mij mee:
« Elle parlait en phrases sobres,
de la révolution d'Octobre,
je pensais déjà, qu'après le tombeau de Lénine,
on irait au café Pouchkine, boire un chocolat... »
Wel, die café Poesjkin (Кафе Пушкинъ) bestond niet toen Becaud zijn lied schreef. Generaties toeristen zijn naar die café op zoek geweest. Dit café is geopend in 1999, ter gelegenheid van de tweehonderdste verjaardag van de geboorte van Alexander Poesjkin. Hij had wel al een standbeeld op de plaats die naar hem is genoemd. Maar het café is 27 A Boulevard Tverskoï, tussen de Tverskaïa-straat en het Poesjkinplein. Het café is er nu, maar toch is het nog iets zoeken.
Het is dus niet authentiek, maar het is wel gevestigd in een herenhuis van de XVIIe eeuw waar een apotheek gevestigd was. Je kijkt op die apotheek, achter de bar, als je, zoals wij, niet gereserveerd hebt en alleen een Poesjkinchoco wil drinken (voor Paula dan; ik nam een Belouga-vodka, ijskoud. Recht uit Siberië. Een interessante combinatie met de bittere choco). Voor de choco half room en volle melk ; half cacao, een vanillestokje en zo weinig mogelijk suiker. De vodka komt uit de ijskast, evenals de glazen …
Ik keek even op de prijslijst: men heeft al een karper voor 1000 roebels. Maar het gemiddelde draait wel rond 2500 roebels. Op het gelijkvloers, want hoe hoger hoe duurder. Op het eerste verdiep eet men in een bibliotheek met 15.000 oude boeken. De mezzanine is nog een stuk duurder. In het gulden  boek staan handtekeningen van  Meryl Streep, Angelina Jolie, Helmut Kohl, Shimon Peres, Bill Clinton en Nicolas Sarkozy.

Poesjkin, zijn Nathalie, en zijn zwarte roots

Het lied van Bécaud gaat niet per toeval over ‘Nathalie’: op zijn 31ste trouwde Poesjkin met zijn 113de lief, de beeldschone Natalia Goncharova. Hij riskeerde voor haar een duel, en werd dodelijk geraakt en stierf, amper 38 jaar oud.
Na Becaud hier dan toch een gedicht van Poeskin zelf, in een mooie maar nogal vrije vertaling van Pieter Boulogne.
Ik was gek op u, die gekte is misschien
nog niet voor eens en voor altijd genezen,
maar van gezaag wil ik u graag ontzien –
ge hebt dus van mij niets meer te vrezen.
Ik was gek op u, door jaloezie gekweld.
Het enige wat ik nog durf te hopen
is dat met zo’n zachtheid, zo’n geweld
een andere gek tegen uw lijf mag lopen.
Het beeld is op het gelijknamig plein is van Aleksandr Opekouchin, 1883. De dichter werd naar aanleiding van de honderdste verjaardag van zijn dood, in 1937, als nationaal schrijver uitgeroepen en heeft een museum op zijn naam en ontelbare plaatsnamen.
Een betovergrootvader van Poesjkin  was Abram Petrovitch Hannibal, geboren in 1696 ergens rond het Tchaadmeer in Afika. In 1703 werd hij door slavenhandelaars in Istamboel verkocht aan een opkoper van Peter de Grote, die hem een stevige opleiding geeft. P’ter stuurt hem naar Louis XV voor een militaire opleiding. Hij vecht er in het franse leger tegen Spanje: daarom voegt hij Hannibal toe aan zijn naam. P’ter wilde daarmee bewijzen dat de zwarten even verstandig waren als de blanken, mits en goede opvoeding. Hannibal werd in 1705 gedoopt met P’ter als peter. Hij klimt op tot generaal van het keizerlijk leger.
De kleindochter van Hannibal, Nadejda Ossipovna Hanibal, was nog altijd bruin genoeg om de "mooie Kreolka" genoemd te worden. Zij trouwt met Sergueï Lvovitch Pouchkine, en uit dit huwelijk stamt dus Alexander Pouchkine... De dichter sprak over zichzelf als  "van lelijke negerafkomst” en begon zelfs een roman ‘De neger van Peter de Grote’.
Een klein uittreksel uit EUGÈNE ONÉGUINE (ik laat het Frans want de vertaling is mooi): 
« L’heure de liberté viendra-t-elle ? Je me promène près de la mer, j’attends que l’horizon s’éclaircisse, j’appelle les blanches voiles du vaisseau ! Battu par la tempête, luttant contre les flots, quand donc verrai-je l’Océan m’ouvrir un libre passage ! Quand donc me sera-t-il donné de commencer ma route tant désirée ?… Il est temps d’abandonner les bords de l’élément inhospitalier, et de gagner les sables mouvants, le ciel embrasé de mon Afrique, et là, de songer en soupirant à la froide Russie où j’ai souffert, où j’ai aimé, où j’ai enseveli mon cœur !"
Tchaikovsky maakte er een opera van. Zing met mij mee: Où, où donc êtes-vous parties,
années de la jeunesse, joies de l’amour ?

Het café Poesjkin: een project van een perestroikaman

Het café Poesjkin est een project van Andrey Dellos. Hij is in Moskou geboren in 1955, van een Russische moeder en een Franse vader die architect was.
Andrey studeert in Rusland eerst kunst en dan ingenieur. Hij probeert zich als artiest te lanceren in West- Europa. Met de Perestroika ziet hij de dageraad gloren in Rusland. De kunstenaar ontpopt zich als een gewiekst zakenman. In 1921 had men de NEP-mannen, die zich verrijkten met de Nieuwe Economische Politiek van Lenin. In de jaren 90 gebeurt die verrijking op een veel grotere schaal.
Dellos wil tegen 2022 60 Poesjkin-cafés openen met zijn nieuw concept Pouchkinette, een koekje dat de naam Nathalie kreeg. Hij beweert dat zijn recepten vier jaar opzoekingen hebben gevraagd, en laboratoriumwerk, hij is tot de  XVIe eeuw teruggeweest, tot in de keuken van Ivan de Verschrikkelijke, de eerste Moskouse vorst die tot ‘tsaar aller Russen’ werd gekroond.
Dellos opent ook het Schrijverscafé (7.000m2).  Dit is wel authentiek: tot 1917 was het gebouw de hoofdzetel van de vrijmetselarij, en in de Sovjetperiode het hoofdkwartier van de Unie van Schrijvers. Om er binnen te geraken moet je wel lid zijn van de Litteraire Club of van de Club van Russische Acteurs. Hij heeft er een Sovjet-Nostalgiemenu. Er zou nog een monumentale luster hangen, een cadeau van Stalin aan Gorki.

Turandot en de afbraakpolitiek in Moskou.

Dellos opende ook in 2005 het restaurant Turandot. Hier heeft hij een gebouw neergezet dat nooit bestaan heeft. Voor de grote brand van Moskou waren er veel barokpaleizen. Hij heeft er dus een terug opgebouwd, zogezegd volgens de technieken van toen. Het duurste restaurant ter wereld: 50 miljoen dollars,  26.500 m2 op twee verdiepingen waar men 500 klanten per service kan bedienen, met vier topchefs. Gemiddelde prijs 100 euro. Naar het schijnt is het geen kitsch. Andrey K. Dellos, die zich voor de gelegenheid de titel van fine art restorer aanmeet, en zijn binnenhuisarchitect Alexander Popov kregen hiervoor de titel van Honoured Academician of the Russian Academy of Arts.
Maar niet iedereen is met zijn smoesjes weg. In 2004 stichtten drie andere buitenlandse journalisten de MAPS (de MoscowArchitecture Preservation Society). Samen met de Britse organisatie SAVE Europe's Heritage, publiceerde de MAPS een tweetalig rapport, "Moscow Heritage at Crisis Point." Volgens hen is de Turandot een typisch voorbeeld van de slooppolitiek in Moskou. Vroeger stonden
Ivan Rimsky-Korsakov
er een aantal neoklassieke gebouwen, bekend als het Rimsky-Korsakov kwartier, genoemd naar een lief van de Tsarin Catherina de Grote. Het was geklasseerd als een federaal monument, maar in 2002 schrapte de vice-cultuurminister drie van de zes gebouwen uit de lijst. Een dergelijke beslissing moet op kabinetsniveau worden gemaakt, waardoor Dementyeva's actie illegaal is. Alleen de gevels bleven behouden.
Zo zijn in de laatste vijf jaar meer dan 1000 historische gebouwen en ongeveer 200 architectuurmonumenten gesloopt. Het heroproepen van het tsaristisch verleden met zijn glamour moeten het communisme en de chaos van de jaren negentig doen vergeten. Andrei Batalov, hoofdarchitect van het Kremlin, zei hierover: "De bouwactiviteit is als een reusachtig monster: hoe groter het wordt, des te meer gebouwen moet het kunnen verorberen."
Dellos is ook eigenaar van Mu-Mu die zich zogezegd direct bevoorraden bij de  Russische boeren. Dit wordt Meu-meu uitgesproken, en die koe in vynil is zowat het uitgangsbord van de fastfoodketen. Dellos heeft er 32 in Moskou die dagelijks 3.000 maaltijden verkopen aan 5 of 6 euros:

Constructivisme en de charmes van de rechte lijn

En als je dan toch in de omtrek bent van het Poesjkinplein, kijk eens naar het Izvestia gebouw. De architect is van de constructivist Grigory Barkhine. Vlakbij, n°5 Tverskaïa is het hoofdgebouw van de telegraaf (uit dezelfde periode, 1927-29)
Op de Tverskaïaplaats is de «black box » van het Lenininstituut (1926), van Stepan Tchernychev.
Het constructivisme dateert van voor de revolutie. Vanaf 1913 werd op alle mogelijke gebieden van kunst geëxperimenteerd met puur geometrische vormen in composities en constructies. Voor
Malevich (1879-1935) was de rechte lijn de meest essentiële vorm. Hij gebruikte geometrische vormen vaak tegen een neutraal wit of grijs vlak. Rond 1915 ontstond een van zijn meest abstracte werken: het Zwart Suprematistisch Vierkant. Het constructivisme inspireerde Le Corbusier en het Bauhaus waar o.a. El Lissitsky leraar werd. Lissitzky laat in een werk uit 1920 zien hoe de rode wig (de communisten) de witten (aanhangers van het oude regime) verslaat. Beelden werden installaties die konden bewegen. Deze kinetische kunst werd niet meer op sokkels geplaatst in musea, maar in de vrije ruimte.

Nostalgie naar de sovjetkeuken

In Moskou is de nostalgie naar de sovjetperiode levend. Op vijftig meter van ons hotel was een van de 14 Varenichnaya-cantines, met boeken, foto’s en een retro decor. Ze zijn genummerd, zoals in de sovjetperiode. De naam refereert naar de  varenikis: een soort ravioli, opgediend met tientallen sausen. Wij vonden er ook een in het VDNKh park. VDNKh is de afkorting voor Vystavka Dostizheniy Narodnogo Khozyaystva of Al-Russisch Tentoonstellingscentrum (letterlijke vertaald: Tentoonstelling van de verwezenlijkingen van de nationale economie). Het VDNKh werd in 1939 in Moskou gebouwd als tentoonstellingspark waar elk land van Sovjet Unie er zijn eigen paviljoen had. Een soort Wereldtentoonstelling maar dan van de Sovjetwereld. Het terrein is 207 hectare groot met oorspronkelijk 82 paviljoenen waarvan nu een deel worden gerestaureerd. De poort aan de hoofdingang is een gigantische triomfboog met prachtige communistische beelden en staat in de steigers. Het pronkstuk van het park is de Fontein van de Vriendschap der Volkeren: vergulde vrouwenbeelden, uitgebeeld in traditionele klederdracht van diverse Sovjetrepublieken. Een populaire spot voor een trouwfoto.In hetzelfde park proefden wij in het Armeens paviljoen een paar Armeense wijntjes, waaronder een zoete rode kagorwijn, van een druivensoort die uit de Cahors streek stamt en die de popen als miswijn apprecieerden. Waarschijnlijk ook om zijn kleur – bloedrood. In Frankrijk werd de Cahors vroeger gebruikt om bleke wijnen wat bij te kleuren. Het is een vin teinturier.
Wij gingen ook een paar keer eten in de Stolovaya N° 57 op het derde verdiep van de GOUM, langs het Rode Plein. Een Stolovaya is eigenlijk een eetzaal. Voor 40 roebel heb je een portie bortsch, pelmenis, haring in een jasje, russische salade, tcheboureks enz. Een scherp contrast met de
luxemerken die de Goum hebben ingepalmd. Er is wat file te doen maar het gaat vlot vooruit.
Verder is er nog de Cheburechnaya USSR- keten, met witte tegeltjes en sovjetposters. Het
Restaurant Glavpivtorg in het vroeger gebouw van de Sovjettransportmaatschappij is prijziger.
En voor wie die nostalgie geen punt is zijn er hopen goedkope restaurants waar men alle keukens van de meer dan honderd nationaliteiten die deel uitmaakten van de Sovjet-Unie kan proeven. Zo zijn wij een paar keer bij een Oezbeek binnen gestapt; dat er geen alcoholische dranken werden geschonken nam ik er wel bij.

Biblio

Dieudonné Gnammankou publiceerde in 1996 " L'aïeul noir de Pouchkine ", éditions Présence africaine
 Over Dellos (ik het het waarheidsgehalte niet gecheckt)



lundi 2 octobre 2017

Een microgeschiedenis van een grootvader Jean-Baptist Heinig “met een beetje Duitse naam”.



Jan is de hoeder van de familiegeschiedenis Hertogen. Zo probeerde hij uit te spitten waarom zijn moeder en tante zo vaag bleven over hun vader Jean-Baptist Heinig “met een beetje Duitse naam”. 
Dit was voor mij de aanleiding om een stukje microgeschiedenis te schrijven. Achter die vaagheid zit de vervolging van mensen van Duitse afkomst tijdens en na de eerste wereldoorlog. En de achterdocht tegenover de soldaten van de vesting Antwerpen die geïnterneerd werden in Nederland…
Ik heb de blogs van Jan letterlijk geplunderd, zonder verdere bronvermelding. Mijn eigen inbreng beperkt zich tot die vervolging en het uitzoeken hoe Jean-Baptist in een interneringskamp in Nederland terecht is gekomen terwijl zijn eerste divisie aan de Ijzer terechtkwam.

Godefroid Guillaume Heinig of Gottfried Wilhem Heinig

De overgrootvader van mijn Paulatje en grootvader van mijn schoonmoeder Hortense Heinig was Godefroid Guillaume Heinig, geboren op 5-3-1851 in Kothen, Anhalt-Saksen; een duitse horlogemaker die in 1879 naar Brussel is verhuisd. Jan liet zich fotograferen  in Lachsfang 2, Köthen, 3de huisje links.
In juli 1879 trouwt Gottfried Wilhelm met Aerts Antoine-Joséphine. Door haar huwelijk met een Duitser werd ook Antoinette Aerts van Duitse nationaliteit, evenals de vier kinderen.  Jean-Baptist, grootvader van Paula, is hun vierde kind. Elf maanden na zijn geboorte is zijn moeder overleden. Zij was pas 32 jaar.
Godefroid  Guillaume hertrouwt. Hij heeft weinig of geen contacten met de vier kinderen van zijn eerste huwelijk; twee van zijn kinderen uit zijn eerste huwelijk verscheepte hij zelfs naar Amerika.
Hij  is tot z’n dood in 1918 opgevolgd door de staatsveiligheid. Jan is op het Rijksarchief zijn dossier gaan inkijken en fotoscannen.  Op een proces verbaal van 28/12/1889  wordt als beroep van onze ‘étranger poursuivi’ opgegeven: Horlogier – Cabaretier. Het betreft een “poursuite” van een maand omwille van “complicité d’adultère”, “medeplichtigheid aan overspel”.
En wij vinden op 12/04/1914 op zijn bewijs van voorlopig verblijf van vreemdeling zijn zoon van +16 jaar Jean-Baptist Heinig en z’n echtgenote Caroline Steens terug, die twee kinderen hebben geboren in 1912 en 1914. Vermeld wordt dat Jean Baptist ‘sous les drapeaux’ is.
Een Bulletin de poursuites van 04/04/1916 vermeldt “Menaces par gestes et injurés à Laken le 20/03/1916 ». Maar “il n’est pas mis en prévention”.
Godefroid-Guillaume Heinig overlijdt op 08/02/1918 in Laken, alleen. Het overlijden wordt aangegeven door Albert Beerden, mecanicien en  Gaston Van Nieuwenhuyse, slotenmaker.
Van hem slechts een foto. Op zichzelf wil dat natuurlijk niets zeggen. Ik ken van mijn grootvader Sjaantje ook maar één foto, met onderaan het biljetje van de loting waardoor hij niet naar het leger moest. En van mijn grootvader een vaders kant heb ik helemaal niets. Maar ik hoorde wel een en ander vertellen. Over Gottfried Wilhelm daarentegen is er helemaal niets: een echte blinde vlek in de familiegeschiedenis. Een blinde vlek die tegelijk een micro-geschiedenis is die tekenend is voor heel de periode van de eerste wereldoorlog. Met onder andere een haat tegen ‘den Duits’ die wij ons moeilijk kunnen voorstellen. Of toch? Tegen andere nationaliteiten of geloofsovertuigingen?

De vervolging van mensen met Duitse afkomst

Het toeval wilde dat Paula en ik Monika Triest hebben ontmoet, die een paar boeken heeft gepubliceerd over de vervolging van mensen van Duitse afkomst, bij hetuitbreken van en na de eerste wereldoorlog, waarbij zelfs systematisch de Belgische nationaliteit werd afgenomen van mensen met een dubbele nationaliteit, en zelfs van die mensen van het Gotha zoals de Arenbergs die vonden dat zij boven die nationaliteiten stonden. Ook Frank Caestecker van de UGent deed pionierswerk met zijn studie “ Wie was nu de vijand ? De constructie van de "Duitser" bij het aflijnen van ongewenste vreemdelingen”. Het heeft bijna 100 jaar geduurd voordat een eerste historische studie verscheen over dit weinig fraai hoofdstuk in onze geschiedenis. En in de eindeloze herdenkingen van de W.O. I kwam dit thema nog geen enkele keer aan bod.
De twee auteurs baseren hun studie op archieven die tot voor kort ontoegankelijk waren.
In dat kader wordt in april 1914 Gottfried Wilhem Heinig opgeroepen door de gemeente Laken om hem een voorlopige verblijfsvergunning te geven, samen met z’n zoon Jean Baptist en z’n kinderen, geboren in 1912 en 1914 (zo staat het er, ook al was Hortense toen nog niet geboren). Uit het onderzoek van Caesstecker blijkt dat begin augustus ook de kinderen van de Duitse staatsburgers, ook al waren ze Belg geworden, naar Nederland werden gevoerd en geïnterneerd, maar dat is met Gottfried- Guillaume blijkbaar niet het geval geweest. En zijn zoon was onder de wapens, Belgische wapens!
“In december 1917 decreteerde de gouverneur-generaal in België dat iedereen van Duitse afkomst zich moesten melden bij het Pasbureau in hun gemeente in de vier weken na 13 januari 1918. Al deze mensen van Duitse oorsprong moesten hun verplaatsingen melden bij de Duitse overheid.” (Bekantmachung Generalgouverneur in Belgien, 13 december 1917, Gezests-und Verordnungsblatt für Flandern, nr. 2, 5 january 1918, in Frank Caestecker en Antoon Vrints, The National Mobolization of German Immigrants and their Descendants in Belgium, 1870-1920, Chapter 6, blz 138).
Guillaume Heinig overleed op 8 februari 1918. Daardoor ontsnapte hij dus aan dat decreet, waarvan ik trouwens de bedoeling niet ken.
Zijn overlijdensakte werd niet ondertekend door zijn dochter Marguerite of door zijn schoondochter Caroline Steens, de vrouw van  Jean Baptist, die een paar straten verder woonde. Is dat om te voorkomen dat Jean-Baptist, Caroline en hun kinderen naar Duitsland zouden worden uitgewezen, of voorwerp zouden worden van de manifeste anti-Duitse gevoelens die zich ook richtten naar wie loyaal als Belg al decennia in België woonde? Maar waarom moest dit stilzwijgen generatielang bewaard blijven? Was zijn dochter Marguerite aanwezig bij z’n overlijden, was er wel iemand op zijn begrafenis, hebben Bonneke en Tante Paula dit overlijden op een of andere manier geweten, het was ten slotte hun grootvader. Of is Guillaume Heinig ‘stilletjes’ verdwenen op zijn 67 jaar, ook om z’n kinderen en kleinkinderen niet te compromitteren en ze op die manier te beschermen, door zichzelf uit wissen. Heeft hij zijn kleinkinderen nog gezien na 4 augustus 1914, de inval van de Duitsers, en daarvoor? En dat terwijl zijn zoon Jean-Baptist al 4 jaar krijgsgevangen was in Alten Grabow, op 70 km van z’n geboorteplaats Köthen. Wanneer is het teveel voor iemand? Mag hem geen eer bewezen, misschien op 8 februari 2018, in Café Maes, tien meter om de hoek waar hij 100 jaar geleden overleden is, met een sobere koffietafel, 100 jaar na datum?

Antwerpen en de maatregelen tegen de ‘Duitse’ inwoners van België en hun nageslacht

In 1918 woonden in Antwerpen vele Duitse families. Ze waren met ongeveer 20.000 op 300.000 inwoners in 1910. Ze waren bijzonder goed geïntegreerd en bekend om hun gul mecenaat. Maar toen op 4 augustus 1914 oorlog uitbrak kwam er twee dagen later een dwangbevel van de provinciale krijgsgouverneur Dufour en van de Antwerpse burgemeester Jan De Vos : “Alle Duitsers en Oostenrijkers moeten vandaag voor 24 u de stad verlaten hebben”(p.14). Op 9 augustus werd ermee gedreigd dat ze als spionnen gedood zouden worden. De meesten namen de vlucht en lieten alles achter: woning, bedrijf, bank, kapitaal, buitenverblijf, …
Na het einde van de oorlog werden de maatregelen tegen de ‘Duitse’ inwoners van België en hun nageslacht nog strenger. Het ging dan in feite om een ‘etnische zuivering’ van ‘inferior Belgians’. Zoals na WO2 massaal gebeurde met 12 miljoen Duitsers in andere landen, ook wie er al eeuwen woonde, werden Duitsers en hun nakomelingen ook in België verzameld (Adinkerke) en eerst naar Nederland gedeporteerd in treinen vooraleer naar Duitsland teruggevoerd te worden. Ook Belg geworden Duitsers, en zelfs Duitse nakomelingen die Belgische legerdienst gedaan hadden, kwamen voor deportatie en ontheming in aanmerking. De meesten werden vanaf 1921 onteigend. Dit werd goedgekeurd in het Belgisch parlement, met ruime meerderheid. En tegen het principe “Nulla poena sine lege”, want er was geen enkele wet die zei dat bezittingen aangeslagen mochten worden, enkel omdat de eigenaars van Duitse afkomst waren. De Zuidpoolexpeditie van Adrien de Gerlache was gesponsord geweest door de familie Osterrieth; verder de dierentuin, het Nottebohmziekenhuis en de prachtige Nottebohmzaal in de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience. Dezelfde familie had ook de Brabofontein op de Grote Markt betaald. Léonie Osterrieth had de bijnaam “Koningin van de liefdadigheid”. De Duitse families richtten ook allerlei clubs en verenigingen op zoals Beerschot (voetbal), zeescouts, de Antwerp Golf club. Ze organiseerden in 1913 de wereldtentoonstelling en de Olympische Spelen, die pas in 1920 plaats vonden. De directeurs van de Red Star Line waren Duitsers.

Jean-Baptist Heinig en de Groote Oorlog

Jean-Baptist Heinig werd zoals vermeld als Duitse staatsburger geboren in 1884  in de Antwerpse Steenweg 208 in Laken. In 1903 veranderde de wet op de nationaliteitsverwerving en de oudste zoon kon bij eenvoudige verklaring Belg worden (zoiets als de ‘snel-belg’ wet in 2000). Zo verwierf Jean-Baptist in dat jaar de Belgische nationaliteit.
Jean Baptist Heinig en Caroline Steens trouwen in 1911. In 1912 werd tante Paula geboren en in 1914 Hortense.
Op 1 augustus 1914 wordt Jean-Baptist opgeroepen voor het linieleger. We weten alleen dat hij deel uitmaakt van de eerste divisie: het is moeilijk uit te maken, op basis van dit magere gegeven, in welke gevechten hij is betrokken geweest. Ik probeer toch het lot van de eerste divisie te volgen tussen augustus en september.
Die eerste divisie trekt zoals het hele linieleger terug op de vesting ‘Antwerpen’. Na de slag bij de Marne dreigt het Belgische Leger in Antwerpen geïsoleerd achter te blijven. Koning Albert I trekt met het veldleger langs de kust naar de Ijzer, gedekt door de vestingtroepen die na de capitulatie met 32.000 de grens oversteken naar Nederland waar ze als vluchtelingen geïnterneerd worden. Jean-Baptist zat in de linietroepen en had dus mee moeten trekken naar de Ijzer. Hoe kwam hij dan in Nederland terecht met de vestingtroepen die na de oorlog als halve deserteurs worden beschouwd? Dit is geen verwijt: Wanneer de rijken oorlog voeren, sneuvelen de armen, en als je daaruit weg kunt geraken, doe het dan. Uiteindelijk heeft hij daar een geluk bij een ongeluk gehad. Hij is niet aan de Ijzer terechtgekomen, is in Nederland geïnterneerd met de vestingstroepen. Hij is daar uit dat interneringskamp kunnen ontsnappen. Dat liedje heeft wel niet lang geduurd: hij is na drie maand opgepakt en in Duitsland krijgsgevangen gezet. Maar daardoor heeft hij geen problemen gehad om zijn oorlogsjaren te laten erkennen. Een magere troost?

Jean-Baptist Heinig en de Getelinie

Jean-Baptist Heinig kwam zoals gezegd in de 1ste Divisie terecht die de Getelinie moest verdedigen.
Bij gebrek aan details over de veldtocht van Jean-Baptist kunnen wij zijn divisie volgen op haar tocht naar de Schelde. Het laatste Luikse fort valt op 16 augustus. Von Kluck begint aan zijn grote zwaai dwars door Midden-België. Het von Schlieffenplan had geen aanval voorzien op de vesting Antwerpen. En Albert was ook niet happig op een veldslag. Hij had op 14 augustus aan zijn vertrouweling Emile Galet gevraagd een nota te maken voor de regering: «We beschikken in het totaal over 90.000 militairen die in staat zijn om te vechten of beter om zich te verdedigen. De troepen zijn niet bekwaam om te marcheren. Na tien kilometer kunnen de soldaten niet meer. Alle oudere leeftijdsklassen die terug opgeroepen zijn, klagen over pijn aan de voeten. Besluit  : het is onmogelijk om offensieve marsen te ondernemen en dus ook om aan te vallen.  Een mobilisatie van vijftien militieklassen had moeten voorbereid zijn door vijftien jaar van onafgebroken inspanningen. Maar gedurende veertien jaar is de inspanning zero geweest. Overigens, zelfs al hadden we troepen van de kwaliteit van de Fransen of de Duitsers, dan nog zouden we niet tot het offensief kunnen overgaan zonder een onvermijdelijke nederlaag op te lopen. De strijdkrachten waar wij tegenover staan, zijn ongelofelijk superieur aan de onze. Wij staan er alleen voor  : niet alleen zijn de Fransen en de Engelsen hier nog niet verschenen, maar ze zijn zelfs nog niet in Luxemburg of in de provincie Namen. Onze grote bekommernis moet zijn ons nooit te laten afsnijden van Antwerpen, waar zich de levensmiddelen en de munitievoorraad van het leger bevinden. Anderzijds vereist de eventuele verdediging van Antwerpen de aanwezigheid van vijf divisies van het veldleger  ; als die vernietigd worden, zal Antwerpen een hevige aanval niet kunnen weerstaan.  Onze grote overwinning tot nu toe bestaat er in tijd gewonnen te hebben.  » (Marie-Rose Thielemans en Emile Vandewoude, Le Roi Albert au travers ses lettres inédites, 1882-1916, Brussel, 1982, pp. 515-517).
De Getelinie lag te dicht bij de noordflank van de Duitse opmars. In Tienen ligt de eerste legerdivisie van generaal Baix (ca. 15.600 manschappen, waaronder dus Jean-Baptist Heinig, waarschijnlijk ook met pijn aan zijn voeten). De kleine stellingen van de Belgen in de Getevallei tussen Tienen en Diest waren totaal niet opgewassen tegen de overweldigende Duitse troepenmacht. De troepen die de terugtocht moesten afdekken (3de en 22ste Linie) leden bij Grimde en Sint-Margriet-Houtem zware verliezen. De namenlijst van het In Flanders Fields Museum vermeldt voor het ganse Belgische leger die dag 556 doden. In Aarschot moest de burgerbevolking het zwaar bekopen.

De slag om Antwerpen

De 1ste Legerdivisie en de overige 90.000 man van het veldleger komen aan in Antwerpen waar 60.000 man vestingtroepen klaar staan om de vesting Antwerpen te verdedigen. Op 24 augustus hebben wij de Slag aan de Grenzen (Mons en de Samber). Het Belgische leger doet een eerste uitval
om de Duitse slagkracht rond Charleroi en Bergen te verminderen. In de nacht van 25 op 26 augustus 1914 brandt Leuven.
Op 5 september begint de cruciale slag aan de Marne. Koning Albert beveelt een tweede ‘sortie’ uit Antwerpen (9-13 september). De verliezen bedroegen dit keer 8.000 man, het dubbele van de eerste uitval. Na de Duitse nederlaag bij de Marne begint de "Koers naar de zee". Het Belgische Leger dreigt in Antwerpen geïsoleerd achter te blijven. Koning Albert I beslist Antwerpen te verlaten en met het veldleger langs de kust naar het Zuiden te trekken.
Op 27 september startte het Duitse offensief tegen de Antwerpse vesting. Op 30 september wordt het fort van Sint-Katelijne-Waver en Walem opgegeven. Op 1 oktober moet de eerste en tweede Divisie tegenaanvallen uitvoeren. S’avonds besluit Albert I de weerstand achter de Nete te organiseren. De 1e divisie verdedigt de lijn van Rumst tot aan de spoorwegbrug van Duffel.
Op 3 oktober komt Winston Churchill, de Britse minister van de Marine, met 9.000 mariniers om de Belgen bij te staan. Maar desondanks besliste het Belgische opperbevel op 6 oktober het uitgeputte Belgische leger naar de Linkeroever over te brengen. Op 6 oktober houden de 1e en 3e divisies nog de forten tussen de Nete en de Schelde, maar worden op hun linkerflank bedreigd. Op 7 oktober is het linieleger op de linkeroever, behalve de Tweede divisie en de Britten. Die dag dreigt generaal von Beseler met beschieting van de stad. Op 8 op 9 oktober steken ook de Britten en de Tweede Legerdivisie de Schelde over. De vlotbruggen van het Steen en Burcht worden vernietigd. Het stadsbestuur stelt de capitulatie van de vesting voor. De burgemeester van Antwerpen, Jan De Vos, sluit een overeenkomst met de Duitsers. Een eigenaardige procedure voor de nationale vesting Antwerpen… De Vos bleef aan als burgemeester en werd na de oorlog niet aangeklaagd voor collaboratie. Hij bleef burgemeester tot 1921. De laatste twintig nog intacte forten gaven zich over. Het ‘oninneembare’ bolwerk was na twee weken beleg gevallen.
Volgens het zakboekje is Jean-Baptist van 01/08/1914 tot 15/10/1914 aan het front actief geweest, dus tot vijf dagen na de officiële overgave op 10 oktober. Zijn jongste dochter (Hortense) was toen 3 maanden oud, Tante Paula nog geen 2 jaar.

Geïnterneerd in Nederland

Daarna is hij met 32.000 andere soldaten naar Nederland gegaan waar de Belgische militairen geïnterneerd werden. Volgens de Vredesconferentie van Den Haag van 1907 moest Nederland als neutraal land alle militairen die naar het land vluchtten ontwapenen en interneren.
Op de betalingsfiche van het leger staat vermeldt dat Jean-Baptist geïnterneerd werd in Nederland van september 1914 tot mei 1915. Een kleine tegenspraak met zijn militair zakboekje dat zegt dat hij tot 15 oktober aan het front actief is geweest. In mei 1915 ontvlucht Jean-Baptist het interneringskamp. Misschien moest hij door de Dodendraad https://nl.wikipedia.org/wiki/De_Draad de 332 kilometer lange Grenzhochspannungshindernis langs de grens tussen het bezette België en het neutrale Nederland aangelegd tussen april en augustus 1915. Hij kan drie maanden bij zijn gezin zijn,
tot hij in september 1915 wordt  opgepakt op de tram en door de Duitse bezetter naar Alten Grabow gevoerd waar hij tot november 1918 krijgsgevangene is. Alten Grabow is een oud legerkamp dat in 1914 werd omgevormd tot een krijgsgevangenkamp.
In mei 1915 is Jean-Baptist Heinig dus ontvlucht (évadée et rentrée en Belgique zo staat in z'n officieel dossier). Die periode in Brussel is later door de militaire overheden als 'congé' beschouwd maar Jean-Baptist heeft daar ‘dus’ geen soldij voor ontvangen. In zijn aanvraagdossier heeft Jean-Baptist niet over z'n verblijf in Brussel gesproken, enkel dat hij op 10 oktober 1914 krijgsgevangen genomen is en naar Alten Grabow gevoerd. Dat heeft dus niet 'gepakt' maar zijn tussenstop in Brussel is hem evenwel na de oorlog niet kwalijk genomen.
De oorlog eindigt op 11/11/1918. Hij kan echter pas op 19/02/1919 naar Brussel terugkeren. Hortense is dan 4 jaar en 10 maanden, tante Paula 6 jaar en 2 maanden. De repatriëring van de krijgsgevangenen van Altengrabow, Giessen, Münster, Sennelager, Soltau, Hamelen, Friedrichsfeld en Göttingen begint in januari 1919. Pas de bol voor J-B: de repatriëring is per anciënniteit: wie het langst in het kamp verbleef, kan eerst naar huis. Aangezien hij pas in 1915 werd opgepakt, is hij bij de laatste. Spoormannen krijgen voorrang maar hij zal pas na de oorlog bij de ijzerenweg beginnen.
Jean-Baptist komt in Brussel met ondermeer 2 poppen met de naam 'Germaine', voor z'n dochters. Tante Paula fier haar pop tonen, Germaine was haar naam, want ze kon toen al lezen, toen was het voor Tante Paula nog niet duidelijk dat het in feite Germany was dat er in genaaid was Zijn tweede dochter Hortense zei: ‘Gij zijt mijn poepa niet, die zit in Duitsland’.
Jean Baptist is teruggekomen als  een heel gesloten man, vol goedwil, die in gezelschap altijd als een sfinks in volle beslotenheid aanwezig was.  Is toen, vooruitziend op de uitwijzing van Duitsers en Duitse nakomelingen, door de familie Heinig/Steens beslist om de Duitse afstamming te verzwijgen? Is dat de eerste boodschap die Jean Baptist ontvangen heeft bij zijn terugkeer uit Duitsland na 5 jaar gevangenschap. Is dat zijn groot verdriet geweest?

Het Belgenkamp in Harderwijk en een Belgisch Ereveld

Ik wil nog even terugkomen op het Belgenkamp in Harderwijk met zijn 15.000 geïnterneerde militairen (ongeveer de helft van de geïnterneerden). Wij waren in de zomer 2017 een weekend in Putten, op een boogscheut daarvan. Geen bedevaart, maar het toeval van een Groupon-bon. Ik maakte ook in 2014 een blog nav de vluchtelingencrisis in 1914: “Les 32.000 militaires belges internés des troupes des forteresses.
Harderwijk hield in 2009 een tentoonstelling over het Belgenkamp onder de titel "Achter den Pinnekesdraat". Op de Gemeentelijke Begraafplaats ligt een Belgisch Ereveld, dat op 28 september 1963 officieel werd geopend door de Belgische ambassadeur. Hier liggen 349 Belgische soldaten begraven. Ze zijn niet allemaal in Harderwijk gestorven. Aan het einde van de oorlog lagen er slechts 36 Belgische militairen, die tijdens hun internering waren overleden en niet gerepatrieerd waren. Het merendeel is overleden ten gevolge van de Spaanse griepepidemie van 1918. Daar liggen ook de dodelijke slachtoffers van de opstand in het Kamp van Zeist op 3 december 1914. Ze kwamen in opstand tegen de slechte leefomstandigheden in dat kamp en de buitensporige prijzen van tabak en alcohol. De opstand werd met geweld door de Nederlanders neergeslagen. Daarbij werden acht Belgen gedood en 18 zwaargewond.
Hier ligt tevens het zesjarige Nederlands meisje Woutje van de Velde in een bijzonder graf gemaakt van een afgezaagde boomstam. Zij was het slachtoffer van een door een Belgische korporaal op 13 januari 1917 gepleegd zedenmisdrijf. Voor de moord werd deze man eerst veroordeeld tot 15 jaar tuchthuis, maar in hoger beroep ontoerekeningsvatbaar verklaard en vrijgesproken.
Wel werd hij op last van de krijgsraad in een krankzinnigengesticht geplaatst.
Als geïnterneerden beloofden niet te ontsnappen, mochten ze tegen betaling gaan werken. 46,2% vonden zo werk  Daar heeft  Jean-Baptist misschien van geprofiteerd. Let wel: hij had zich ook anders kunnen organiseren en zijn vrouw en kinderen laten overkomen. oor de families van de gevangenen werden drie «kolonies” gebouwd, Albertsdorp, Elisabethdorp et Nieuwdorp.
Om werk te verschaffen stelde het 'Centraal Beheer der Werkscholen voor Belgische geïnterneerde Soldaten' eind 1916 aan het gemeentebestuur van Amersfoort voor een gedenkteken op te richten. Het ontwerp was van de Belgische architect Huib Hoste uit Brugge die tijdens de oorlog in Nederland
verbleef. In het voorjaar van 1917 werd met de bouw begonnen en ten tijde van de wapenstilstand op 11 november 1918 was het vrijwel klaar. In 1922 was een plechtige ceremonie van overgave voorzien nav de transfert van de eigendom van het monument naar de gemeente Amersfoort.  Die werd geannuleerd omdat België weigerde de 53 miljoen gulden te betalen als vergoeding voor het vier jarig onderhoud van de Belgische militaire geïnterneerden. Van zijn kant vond België in 1918 dat het ter compensatie van de geleden oorlogsschade recht had op Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg. Deze Belgische eisen werden in Versailles in 1919 afgewezen.
Een officiële inhuldiging ging pas op 22 november 1938 door in aanwezigheid van koningin Wilhelmina en de Belgische koning Leopold III.
Ter gelegenheid 100 jaar Belgenmonument hield mijn vriend Jacques Pauwels er in 2014 een lezing over zijn boek De Groote Klassenoorlog. De volgende dag was hij in La Braise in Luik over hetzelfde onderwerp. Hij woont in Canada. De Hollanders hebben niet alleen het belgenmonument betaald, maar ook de reiskosten van Jacques…

Geen frontstrepen voor de geïnterneerden

Het leger weigerde aan de geïnterneerden de toekenning van frontstrepen die de pensioenrechten bepalen. Jean-Baptist heeft dus ergens wel geluk gehad met zijn ontsnapping. Na de oorlog werd een commissie onder leiding van generaal Bierbuyck belast met het bepalen van de vaderlandsliefde van mannen die men ervan verdacht hun wapens te gemakkelijk te hebben neergelegd. Generaal Dossin beschouwde de geïnterneerden met minachting. Bij hun terugkeer werden ze uitgejouwd als ‘keeskoppen’ en "verraders". Het duurde meer dan 15 jaar voor die frontstrepen werden toegekend. In 1936 nog moet de socialistische volksvertegenwoordiger August De Block, zelf geïnterneerd, pleiten 1936 voor een amnestie 'zelfs als sommigen het niet verdienen'. En het is nog niet gedaan: in 2014 stelt voormalig minister van landsverdediging Peter De Crem een commissie van historici aan om te onderzoeken of die 32.000 Belgische soldaten gevangenis onrechtvaardig werden behandeld door de militaire autoriteiten bij hun terugkeer naar België. Dit initiatief is het gevolg van een resolutie van vier Vlaamse parlementariërs (Patrick De Groote, Huub Broers, Karl Vanlouwe en Lieve Maes) in de Senaat.
Er waren natuurlijk ook een miljoen burgervluchtelingen.
http://www.wereldoorlog1418.nl/herinneringen-vluchtelingen/ Bij Amersfoort, in Ede, waren de vluchtoorden Ede en Nunspeet. Op initiatief van het Comité Belgen Ede is in 1984 een monumentje opgericht. 6000 Belgen werden hier op de Edese Heide opgevangen in houten barakken. Vluchtoord Ede is in 1918 gesloopt. De materialen zijn gebruikt voor heropbouw in België. Dit waren de Baraques Albert. Daarvan staan er nog een kleine honderd in Herstal. Zie mijn blog blog http://hachhachhh.blogspot.be/2014/10/balade-sante-de-mplp-les-baraques.html
Wij waren in de zomer 1917 in Harderwijk. Maar het Belgenmonument hebben wij niet gezien door het slechte weer. En dat monumentje op de Edese heide is de omweg niet waard..

Biblio

https://biblio.ugent.be/publication/323824    Frank Caestecker UGent, Wie was nu de vijand ? De constructie van de "Duitser" bij het aflijnen van ongewenste vreemdelingen (1918-1919) in Une guerre totale? : la Belgique dans la première guerre mondiale : nouvelles tendances de la recherche historique, - pp. 519-532, Serge Jaumain, Michaël Amara, Benoit Majerus and Antoon Vrints, Colloque international ISBN    2-00-144802-3
http://www.hertogen.be/voorouders/Materiaal/Koethen/2014GErmansinBelgiumCaestecker%20&%20Vrints.pdf he national mobilization of German immigrants and their descendants in Belgium, 1870-1920 Frank Caestecker UGent and Antoon Vrints UGent (2014) Germans as minorities during the first world war : a gobal comparative perspective. p.123-146
 download full text UGent only | PDF | 392.32 KB  http://hdl.handle.net/1854/LU-5639212
http://www.blog.seniorennet.be/fruit/archief.php?startaantal=20&startdatum=1245016800 Ruben Donvil ‘De Grote Oorlog op Kleine Schaal. De gevechten aan de Getelinie in Oost-Brabant (1914) van Davidsfonds 2012).