lundi 1 décembre 2014

Het Hundertwasser- Krawinahaus – Wenenblog IV

Men zou het Hundertwasserhaus op de kruising van de  Kegelgasse en de Löwenstrasse een late uitloper van het Weense programma van sociale woningen kunnen noemen. Maar het is eerder een project van city-marketing betaald op het budget van sociale woningbouw.
Eigenlijk moet ik zeggen Friedensreich Regentag Dunkelbunt Hundertwasser. Zo liet de artiest zich noemen. Het heeft trouwens enige tijd geduurd vooraleer Paula er zich rekenschap van gaf dat Hundertwasser de naam was van de auteur. Hundertwasser klinkt een beetje zoals Donnewetter.
Wij hadden Hundertwasser al van ver gezien vanuit de metro naar Heiligenstadt, en wij zijn op onze doortocht in Krems vlakbij de Hafenstraße gepasseerd waar de Mierka-silo staat. In 1981 vroeg de
De Mierka silo met zijn H-tongen
eigenaar aan Hundertwasser de silo op te fleuren als een totem voor de Wachau. Eigenlijk was het gebouw al geschilderd, in camouflagekleuren dan, in 1938, in het vooruitzicht van de oorlog. Hundertwasser heeft een mooi (duur) project uitgewerkt, met ceramiek, gouden en zilveren uivormige torens, en bomen op het dak. Bref, een voorloper van wat later zijn handelsmerk zou worden. Mierka vond het waarschijnlijk te duur en beperkte zich profijtig tot het schilderen van een paar Zungenbärten, tongbaarden
, onderaan de vensters. Het is dus bij een virtueel project gebleven.
Verder hadden wij op onze terugtocht van Berlijn voorzien om in Magdeburg af te stappen voor zijn groene (in feite roze) citadel. Maar de regen heeft ons van dat plan afgebracht.

Een totale Hundertwasserbelevenis

En op onze vaart van Bratislava naar Wenen hadden wij vanuit het Donaukanal in de Custozzagasse aan de aanlegplaats van de Blue Danube Schiffahrt een paviljoen kunnen zien van onze artiest, die trouwens ook de binneninrichting verzorgde van de MS Vindobona, ook het Hundertwasserschip genaamd. Het pad langs het kanaal naar het is in 2002 de "Hundertwasser Promenade" gedoopt.
Een paar honderd meter verder is ook het Kunst Haus Wien (een privé initiatief van de artiest) met een vaste Hundertwasser tentoonstelling. Bref, heel de wijk is eigenlijk een toeristenval.
Vlakbij, op een goede kilometer daar vandaan, zijn in het Arenbergpark (Neulinggasse) twee Flaktürme te zien. Hitler wilde die indrukwekkende luchtafweertorens na de oorlog met marmer bekleden als monument voor de gevallenen. De sovjets hebben tevergeefs geprobeerd die zes meter dikke betonmuren op te blazen. Ik dacht dat dat een kluifje was voor Hundertwasser om die aan te kleden. En ik was niet de enige: in 1984 heeft een bouwpromotor aan de burgemeester voorgesteld
Flaktorens arenbergpark
om Hundertwasser die torens onder handen te laten nemen en er een anti-oorlogsgedenkteken van te maken. De promotor wilde woningen op het dak en de kragen van de Flaktorens bouwen. De inbreng van Hundertwasser zou een oproep zijn voor een natuurvriendelijke architectuur. Dat is dus niet dorgegaan maar die torens zijn een ommetje van een kilometer waard.
Voor wie dus in Wenen een totale Hundertwasser belevenis wil organiseren scheept dus in op de Vindobona die met een beetje geluk voorbij de vuilverbrandingsoven van Spittelau vaart en aanlegt een de Custozzaplaats. Vandaar wandelt ge  langs de Hundertwasser Promenade naar het Kunst Haus en vandaar naar het gelijknamig Haus en Village.

Het Hundertwasser- Krawina haus: nuance!

Hundertwasserhaus
Het huis zelf is eigenlijk een klein project met 52 appartementen. Aangezien het gebouw van binnen niet te bezichtigen is het trouwens moeilijk zich een beeld te vormen van hoe de mensen erin leven. Dit kleurrijk gebouw waar men de toeristen met bussen tegelijk afzet is gebouwd in 1983. Je moet eigenlijk maar de toeristenstroom volgen, maar voor alle zekerheid heeft onze artiest aan de ene kant een gele kegel gezet en aan de andere kant een leeuw, voor de Kegelstraat en de Leeuwenstraat.
Eigenlijk moet ik het huis Hundertwasser- Krawinahaus noemen om geen proces aan mijn rekker te krijgen.
De Weense burgemeester Leopold Gratz had de artiest in december 1977 gevraagd om volgens zijn ideeën en wensen een gebouw te zetten met boom- en grasdak. Hundertwasser heeft nooit ofte nimmer aan een architectuurwedstrijd deelgenomen, waardoor hij in geval van betwisting altijd kon antwoorden dat men hem was komen halen. De burgemeester liet hem de keuze voor een stuk grond.
Bij dergelijk project komt wat bureaucratie aan te pas en Hundertwasser beklaagde zich daarover in april 1979. De stad schakelde dan Krawina in, een echte architect die met echte plannen voor de dag kwam. Die twee zijn elkaar heel snel in de haren gevlogen. 
Hun samenwerking duurde van 1980 tot 1982. Krawina was eind 1979 klaar met een basisontwerp waarvan hij een maquette maakte in luciferdoosjes. Hundertwasser was globaal akkoord gegaan en had in hetzelfde materiaal zijn wensen uitgewerkt. De basisideeën zoals het gebouw er nu staat waren
al aanwezig: buitentrappen als toegang tot enkele terrassen, die later café zou worden, twee grote blokken met terrassen aan de ene kant en een toren op de andere, een stoepoverbouwing, de twee torens met hun trappen en lift en hun bekroning, uitstekende ramen, gedeeltelijk afgeschuinde daken, baywindows, een open tuin op de binnenplaats toegankelijk langs een twee verdiepingen hoge passage, een ondergrondse parkeergarage, arcades op slanke zuilen etc. In de lente 1980 had Krawina nog een model in balsa gemaakt maar uiteindelijk haakte hij af : hij kon zich niet meer terugvinden in de puur ornamentele aanpak en het te speelse gevelontwerp van de kunstenaar. Toen betaalde Wenen Krawina 1,060.620 S als vergoeding voor het gepresteerde werk.
Daarmee gaf hij echter zijn rechten als coauteur niet op. Hundertwasser heeft trouwens volgens het vonnis in eerste aanleg nooit de creatie van de artistieke en architectonische basisstructuur door Krawina betwist.
Hij won in 2008 een proces voor de  handelsrechtbank, en  in mei 2010 van het opperste gerichtshof. Als gevolg daarvan moesten alle T-shirts, boeken, sjaaltjes, posters enz. waar alleen "Hundertwasserhaus" opstond uit de handel getrokken worden. En Krawina– onze artiest was al dood en de architekt zelf was zelf zwaar ziek – moest ook op alle reproducties met name vermeld worden en hij kreeg zijn deel van de merchandising.
Hundertwasser was een gewiekst zakenman: hij had al in 1972 de Gruener Janura AG opgericht door (herdoopt in "Namida AG" in 2008) om zijn auteursrechten te verdedigen.
http://wiev1.orf.at/stories/328790 Het zijn allang niet meer de auteurs zelf die het proces voeren. Na de dood van Hundertwasser in 2000 gaf de ook al doodzieke Krawina zijn rechten over aan Harald Böhm, de eigenaar van de Souvenirshop in het Hundertwasserhaus. Die had al in 2001 klacht ingeleid tegen het KunstHaus Wien GmbH en Hundertwasser Village. Deze shop rechtover het huis heeft ook al een aangebrande geschiedenis. Men stelt het voor alsof de sociaal bewogen Hundertwasser, toen de
overbuur en bandenhandelaar Kalke dreigde over kop te gaan door de toeristenstroom, had voorgesteld een bezoekerscentrum in te richten in zijn bandencentrale. Bij de opening verklaarde hij: „in het Village heb ik een verder stuk van mijn natuur- en mensrechtvaardige architectuur gerealiseerd. Voor mijn vriend Kalke heb ik als Architektur-Doktor gewerkt: ik heb niet afgebroken maar verbouwd en zo vorm en kleur verbeterd. Op het dak groeit een echt bos en vanbinnen is het zowat een romantische, oosterse bazaar, als tegenpool van die lelijke souvenirwinkels.
20 jaar later staan er inderdaad meer dan 30 bomen tot 15 meter hoog en zijn er jaarlijks 1,2 miljoen bezoekers. Maarin feite was Hundertwasser zelf direct geïnteresseerd in het project. Hij beklaagde zich snel over zijn ‘vriend’ Kalke: "Hij kadert reproducties in die hij uit tijdschriften snijdt en verkoopt die drie maal hun waarde. Dat is immoreel“. Ik veronderstel dat hij Kalke prompt buitengewerkt heeft. Aangezien het Hundertwasser-Krawina-huis zelf van binnen niet te bezichtigen is speelt Village daarop in en doet gouden zaken met zijn (betalend) "Toilet of Modern Art". Maar het toilet van het terrassencafé van het Hundertwasserhuis er rechtover is authentiek, met een ‘tanzende’betegeling; rastervormig betegelde muren waren voor hem een gruwel. En men kan er goedkoop een typische Weense schotel verorberen. En hun Grauburgunder loopt zacht binnen.

Een schieve architect?

Die perikelen met Krawina waren eigenlijk een geluk voor Hundertwasser: een andere stadsarchitect, Peter Pelikan, werd aangeduid om onze bouwautodidact te begeleiden, ook voor zijn latere bouwprojecten. Hij was trouwens veel minder assertief als Krawina: enkel de fontein in de Kegelstraat wordt vandaag officieel toegeschreven aan Peter Pelikan.
En ook bewoners hebben geluk gehad dat een echte bouwmeester het project in handen heeft genomen! Hundertwasser is geen architect maar een kunstenaar, hoewel hij ook op dat vlak met woorden speelt. Hij noemt zich een architectuurdokter: hij verbetert en geneest ongezonde woningen. Gelukkig voor hem, en vooral voor de bewoners, heeft hij –na een eerste misgelopen ervaring - kunnen aanleunen bij (discrete) architecten zoals Pelikan en Springmann.
Hij vertelt in zijn ‘Verschimmelungsmanifest’ tegen het rationalisme in de architectuur:
Iedereen moet kunnen bouwen en zo echt verantwoordelijkheid dragen voor de vier muren waarin hij leeft. Men moet het risico er bij nemen dat het zou kunnen instorten en we moeten niet laten afschrikken door menselijke slachtoffers. Wanneer een muur begint te beschimmelen, wanneer aan een plafond mos begint te groeien en de geometrische hoeken begint af te ronden zou men blij moeten zijn, dat met de microben en schimmels het leven zijn intrek neemt in het huis”.
Hij is dus gevaarlijk als bouwmeester. En over de notie ‘ongezond’ heeft hij ook speciale opvattingen. Schimmel en andere sporen van verwering en afbrokkelend gips waren hem welkom.
Die kwamen er trouwens: de grootste bomen op het dak brengen na dertig jaar vochtproblemen mee, ondanks een fameuze meerkost bij de bouw zelf. De gekleurde noktegels zijn niet vorstvrij.
Om de ruiten te wassen moet de straat worden afgezet en hoogtewerkers ingezet.
Een van de laatste bekommernissen van Hundertwasser was hoe de mensen in zijn gebouwen woonden, maar het is onmiskenbaar dat er wachtlijsten zijn voor zijn gebouw in de Kegelgasse. Wat men niet kan zeggen van de Cité Radieuse van Le Corbusier. Daar kreeg de woonmaatschappij met geen stokken huurders binnen, tot in mei 68 de Mei-revolutionnairen het gebouw inpalmden. Ieder verdiep had zijn fractie: de Mao’s op het tweede, de Vierde Internationale op het derde enz.
De ecologische impact van Hundertwasser beperkt zich tot een bont en spectaculair uitzicht: warmteverbruik en isolatie, sanitair, spelruimte voor kinderen interesseerde hem niet.
De namen dievoor- en tegenstanders gaven aan het Hundertwasserhuis zijn op dat vlak tekenend.

Ecologische voetafdruk

Zijn ecologische voetafdruk was trouwens enorm groot. In de zeventiger jaren kocht hij in Nieuw Zeeland 372 ha, een hele vallei, en in 1979, het palazzo „Giardino Eden" in Venetië met een tuin van 15.000 m². Zijn dood echter was ecologisch perfect: hij is gestorven aan een hartaanval in februari 2000 op de "Queen Elizabeth 2"  en in Nieuw Zeeland begraven onder een tulpenboom, zonder doodskist, naakt in zijn "Koruflagge" (de vlag die hij voor NZ had ontworpen als alternatief voor de koloniaal geladen vlag; geen kiwi maar een gestileerde opgerolde varen).
Volgens zijn manager en advocaat Joram Harel, heeft hij slechts schulden nagelaten… Als er al een ecologische voetafdruk was is die daarmee uitgewist…
Voor de rest heeft H wel iets, als filosoof bijvoorbeeld "Hatelijkheid is het gevaarlijkste gif voor het milieu, want het vernietigt de ziel van de mensen.» Men zou de Kegelgasse kunnen omdopen in ‘Zonder haat straat’. Hij voegde soms het woord bij de daad en nam in 1984 actief deel aan de bezetting van het Hainburger Au, een natuurreservaat aan de Donau, om de oprichting van een elektriciteitscentrale te verhinderen. Hij verscheurde bij die gelegenheid voor de camera zijn grote staatsprijs. Hij kreeg hiervoor twintig jaar later een postzegel met het opschrift „Hainburg – Die freie Natur ist unsere Freiheit“, naar een werk dat hij in 1984 had opgedragen aan het in stand houden van de Au. Cuba gaf trouwens ook een postzegel uit met een van zijn schilderwerken, maar ik denk dat zij hem gepirateerd hebben…
Dat weerhield er hem echter niet van om na een brand in 1987 in de vuilverbrandingsoven  Spittelau, op loopafstand van Karl Marx hof, de installatie (met zijn 250.000 ton de grootste van Europa), ‘aan te kleden in een perfecte symbiose van techniek, ecologie en kunst met een internationale voorbeeldfunctie‘, op aanvraag van de vuilnisbaronnen. Hundertwasser plantte er gouden kogels in alle maten, en ook een daktuin. De burgemeester van Osaka was na een bezoek in 1995 zo onder de indruk dat hij ook een tweelingzuster bestelde die in 2001 in bedrijf kwam.
Maar hij heeft daarbuiten wil ideeën. Hij verdedigde het "Fensterrecht”: “Men moet ophouden mensen in hokken te stoppen zoals kippen of konijnen. Iedere bewoner heeft het recht zover als zijn armen kunnen reiken uit zijn venster te leunen en op armlengte alles aan de gevel te veranderen wat hij wil. Zodat men van ver op de straat kan zien: daar woont een mens." Ik geloof niet dat ook maar een huurder dit recht heeft gebruikt en ik voorzie wel enige moeilijkheden moest hij dit willen.
Ook de natuur krijgt zijn rechten. Hij voorzag onder zijn vensters ruimte voor zijn "Baummieter", boomhuurders, "een geschenk van het huis aan de buitenwereld. De mens geeft vrijwillig een territorium van zijn woonruimte aan de natuur terug, als compensatie voor de grote ruimten die aan de natuur onttrokken zijn", zei hij in 1985.
 Een proces in naam van een boomhuurder of het vensterrecht zou zoveel interessanter kunnen zijn als die processen rond copyrighttoestanden met Krawina…
Looshaus Wenen
Voor wat zijn artistieke inspiratie betreft, hij had in 1968 »Los von Loos!«, geroepen.
Die grote Secessionsarchitect van het Looshuis was misschien niet de ideale kop van Jut: Loos had bijvoorbeeld voorgesteld alleen de dragende structuren te bouwen en de inrichting over te laten aan de bewoners: dat klinkt toch een beetje Hundertwasser?
In zijn schimmelmanifest trok hij van leer tegen de rechte lijn in de architectuur: “zij is crimineel; zij is het symbool van het nieuwe analfabetisme De rechte lijn is goddeloos en immoreel”.
Hundertwasser heeft duidelijk zijn inspiratie gehaald in het Guelpark van Gaudi.
Hoewel die vergelijking oppervlakkig is en vooral gebaseerd is op het kleurgebruik, vooral dan in zijn ceramiek, waar hij ook wel de trencaditechniek van Gaudi durft overnemen. Hij heeft zo een hele
Spittelau
theorie uitgebouwd rond de zuil. Hierover een citaat uit 1985: "tegen de ziekte van de grote uitstekende loggia’s en balkons is er maar één remedie: zuilen. De zuil is een essentieel element van de westerse architectuur. Onder een zuil voelt men zich goed, net als onder een boom. Een zuil moet mooi en veelkleurig zijn en zelfs in de regen en het maanlicht vanzelf licht afgeven“.
Hij had een aantal trukken, zoals zijn bonte gevels met veel hoeken en bogen, pilaren, ajuintorentjes en terrassen. Hij maakte zijn vensters kleiner naarmate ze hoger stonden om een perspectief te scheppen.
Hij erkende zonder schroom dat hij een "verkleedarchitectuur"toepaste.
Dat hij gebouwen enkel aankleedt is duidelijk in Spittelau en het project voor de graansilo in Krems.
En nog een laatste woordje over Krawina. Ik trek zijn inbreng in het huis in de Kegelgasse niet in twijfel. Maar daar hield het wel mee op. In sommige publicaties wordt hij voorgesteld als een voorloper van de vertikale tuinen. Wij krijgen er binnenkort zo een op het dak van ons nieuw stadhuis in Herstal. Hij zou heel vroeg ecologisch zijn beginnen bouwen, met groene daken en het gebruik van hout in het interieur. Maar het enige wat ik over zijn verdere activiteiten heb teruggevonden is een boek van 1983 over vertikale tuinen. Zijn enige en grote verdienste is voor wat mij betreft dat hij het twee jaar heeft uitgehouden in tandem met Hundertwasser. 

De groene citadel van Magdeburg

Magdeburg groene citadel
Hundertwasser bouwde net voor zijn dood in Magdeburg nog een groene citadel, die eigenlijk roze is. Het gebouw trekt 250.000 bezoekers per jaar en is ook duidelijk opgevat als een city-marketing project.
Hij wordt daar voorgesteld als architect, wat volgens mij strafbaar is (is de orde van architecten geen nazi-idee?). Ook daar is een daktuin hoewel ik op basis van de foto’s vind dat er veel gras op het dak staat maar weinig bomen. Alle ‘vondsten’ van het gebouw in Wenen vinden wij daar terug. Zijn trappen zijn kunstmatig verouderd: het middelste van een trede is lager, en geeft daardoor een uitgesleten indruk.
Wij waren van plan dit gebouw te gaan bekijken op de terugweg van Berlijn, maar omdat het pijpestelen regende zijn wij maar doorgereden. Maar uitstel is geen afstel: wij zullen er nog wel eens geraken. Dit gebouw was oorspronkelijk opgevat als een verbouwing van een DDR-Plattenbau, op aanvraag van de bouwcoöperatief « Stad Magdeburg 1954”. Onze artiest was het idee wel genegen maar later werd besloten de bestaande Plattenbau helemaal af te breken. Ik zal nog eens uitvissen hoe dat allemaal gegaan is. In alle geval, Hundertwasser heeft zijn reputatie  als onmogelijke
bouwmeester ook in Magdeburg eer aan gedaan. En dat is zo verder gegaan na zijn dood: zijn erfenisadvocaat – of moet men zeggen behoeder van de Graal – Joram Harel wilde  in september 2005, een week voor de opening, de muren in de openbare toiletten van de groene citadel laten wegslaan en vroeg ook om 9214 struiken op het dak, die te tuinbouwachtig leken, te vervangen door een bloemenweide.
Wat mij ook intrigeert is dat ik bij een recente verkoop aan een Zwitsers immobilienfirma het bisdom als verkoper terugvind. Die DDR hoogbouw stond op het terrein van de vroegere Nikolaikerk. Zou het bisdom dat terrein terug hebben gekregen na de val van de Muur?
In Magdeburg is verder nog een Waalse kerk die ik even wil bezoeken. De Luikse protestanten die onder de prinsbisschoppen geen adem kregen weken massaal uit naar het protestantse Noorden en lagen in Duitsland en Zweden aan de basis van de metaalindustrie. Zij hielpen mee met de wederopbouw van Magdeburg dat in 1631 door de Waalse troepen van Tilly was platgebrand. De stad was het Hiroshima van de dertigjarige godsdienstoorlog. Churchill deed dat in 1945 nog eens over: na Dresden en Keulen was het de hardst getroffen stad met 20m3 ruines perinwoner.

Hundertwasser en de volkstuincultuur

In 1981 verheerlijkte Hundertwasser de Schrebergarten-Kultur (volkstuinen), waarin dezelfde persoon bouwheer, bouwmeester, metser, tuinman en bewoner is. Schreber ijverde in de 19de eeuw om in elke school een tuintje te hebden. De volkstuinbeweging heeft zijn naam overgenomen. Wij zijn een van die of Schrebergarten gaan bezoeken in Die Schmelz. Ontgoochelend, al was het maar omdat de toegang gereserveerd is voor de tuinierders. Veel wordt er trouwens niet meer getuind: het zijn meer buitenverblijven in de stad. De meeste percelen zijn privé eigendom geworden en er staan paviljoentjes in baksteen op. Wij zijn er binnengeraakt omdat een aannemer er bezig was met een bulldozer een kelder uit te graven : dit zijn al lang geen tuinpaviljoenen meer !
Een kleine balsem op de wonde was ons bezoek aan het ‘Schutzhaus Zukunft auf der Schmelz’ waar men goedkoop en goed eet. ‘Toekomst op de Schmelz‘ verwijst naar  de dreiging om die volkstuintjes in te palmen voor stadsuitbreiding. Maar als ze de volkstuinders willen mobiliseren voor het behoud zullen ze zich wel wat meer opener moeten opstellen voor wandelaars…
Vroeger was op de Schmelz een kerkhof dat te vergelijken is met de mur des fédérés op Père Lachaise in Parijs. Daar vielen bij de Marsrevolutie van 148 tientallen doden en kregen er een ereperk. Bij de opdoekinen van het kerkhof werden zij bijgezet op de centraal kerkhof. In het „Märzpark“ op de Schmelz herinnert een monumentje aan hun offer.
In 1995 waren in Wenen nog 13 miljoen m2  tuintjes. Van de 33.667 waren 19.417 eigendom van de stad en 9.455 privé.  Een derde ervan ligt in het 22 ste en 21ste district. Wie een interessante volkstuin zou tegenkomen mag mij altijd verwittigen…

Mijn blogs over Donauradweg

Wenen october 2014  

http://huberthedebouw.blogspot.be/2014/11/wenen-tervuren-en-de-secession.html

http://huberthedebouw.blogspot.be/2014/12/het-hundertwasser-krawinahaus-wenenblog.html

lundi 24 novembre 2014

Het Karl-Marx-Hof en het Rode Wenen

Het Karl-Marx-Hof mocht niet ontbreken op onze Wenen-citytrip. Er is een permanente tentoonstelling over Das Rote Wien, maar ook een tijdelijke tentoonstelling over een thema dat mij erg interesseert: ‘Die Sozialdemokratie zieht in den Krieg’, in het kleine museum in het vroegere wassalon. Wel opletten voor de heel beperkte bezoekuren: donderdag van 13.00-18.00 uur, en zondag van 12.00-16.00!!! Wij stonden daar dus voor een gesloten deur…. In de meeste kleine musea zijn de bezoekuren trouwens fel teruggeschroefd: is dat de tol voor blingblingprojecten zoals het Museumviertel?
En nog eens opgelet: aan de andere kant van het kilometerlange gebouw is nog een echt wassalon!
De bewoner aan wie wij de weg vroegen – het gebouw is wel een kilometer lang - woonde al heel zijn leven in het Karl Marx Hof en betreurde het gebrek aan respect voor dit erfgoed: veel mensen weigeren een appartement in dit blok, hoewel alles gemoderniseerd is en de bewoonbare ruimte
vergroot is. Hij toonde ons de kleine vlaggedragertjes langs sommige vensters: daarin stak men op 1 mei rode vlagjes. Sommigen met de drie pijlen van de sociaal- democratie, anderen de hamer en sikkel. Op 1 mei was er ook een processie van de katholieken en beide kampen vergeleken de lengte van de stoet. Die traditie is verloren gegaan samen met de sociaal democratie en waar de ramen vervangen worden is er geen vlaggedragertje meer.
Naast die wassalons was er ook een apotheek, een postkantoor, twee badruimtes, twee kinderkribben, een jeugdlokaal, een bibliotheek, koffiehuizen en vergaderlokalen.
Als je dan toch in Heiligenstadt bent kun je ook doorstoten naar de Heuriger in Grunzig, via de Beethovenwandeling. In juni 1817 komt onze componist wonen in een mooi rococogebouw in de Kahlenbergerstraße 26 waar hij waarschijnlijk zijn negende schreef.
Als men de Beethovengang maar hoog genoeg opgaat, komt men in de wijngaarden. Aan de top van de Kahlenbergbahn, eindstation van het vroegere tandradspoor, gebouwd in 1887, staat nog altijd de Stefaniewarte, een 22 meter hoge uitkijktoren, toegankelijk op weekends. Maar dat is een stevige wandeling.
Men kan ook vanuit Nussdorf, aan de terminus van tram D, opstijgen naar de Eichelhofweg op de Leopoldsberg, geboorteplaats van de druivenrassen Zweigelt, Veltliner en Blaufränkisch. Wij hebben in Wenen de Sturm meegemaakt. De Oostenrijkers hebben niet veel geduld: vanaf een graad alcohol, en dat is al begin september, vindt men overal een nog troebel, zoet druivensap in volle gisting. Nog veel te jong om op flessen te trekken en om te bewaren. Een voor mij een beetje zonde van die jonge wijn…
Vlakbij zijn ook de sluizen van het Donaukanaal de moeite, architecturaal gezien (Otto Wagner maakte de plannen) en ook voor de waterhuishouding van het Donaukanaal. De Nussdorfer Wehranlage werd in 1894-99 gebouwd om de watertoevoer naar het kanaal te regelen. Opgelet: men geraakt er enkel langs de  Sickenberggasse, onder de Franz-Josefs-Bahn. Het is eigenlijk een dam,
Het sperschip van Cockerill
een geen sluis. Voor de bouw van de dam lag daar een „Sperrschiff" dat bij hoogwater in de ingang van het kanaal werd gedraaid en tot zinken werd gebracht, een beetje zoals een onderzeeër. Dit schip werd gemaakt bij John Cockerill in Seraing. Een nogal ingewikkeld systeem dat daarbij helemaal niet efficiënt was: bij het hoogwater van  1897 liepen de wijken langs het Donaukanal onder en begon men over het  „Schiffico des blamagico" te spreken. Otto Wagner bouwde er dan een systeem met schotbalken. 
Die werden ondertussen ook al vervangen en onderin heeft men een elektriciteitscentrale gebouwd.  Deze installatie zit eigenlijk weg achter een snelweg en enkel de toeristen van de cruiseschepen die verderop aanleggen zien ze nog.
En vlakbij is ook een vuilverbrandingsoven ‘aangekleed’ door Hundertwasser waarover meer in mijn volgende blog.

De Bassenawohnungen

Ajouter une légende
Dat Karl Marxhof is eigenlijk een symbool van een ambitieus programma om de woningnood te lenigen dat in 1922 in Wenen werd gelanceerd. Na de wapenstilstand was de nood het hoogst: vele  arbeiders hadden zelfs geen eigen bed; 280.000 bedden werden onderverhuurd.  Velen woonden in eenkamerwoningen, “Zimmer, Küche, Kabinett“, ZKK in de aankondigingen, 44 m2.
De Bassenawohnungen  hadden een gemeenschappelijke lavabo in de traphal.
Na de oorlog kwam de sociaal democratie aan de macht (in Wenen, niet in het land) en begon een indrukwekkend programma van sociale woningbouw. Een van de eerste initiatieven was het Metzleinstalerhof. Het bestaat nog steeds, werd in  1993 gesaneerd en kreeg daarvoor in 1997 de prijs voor Stadsvernieuwing.  Architecturaal is dit gebouw geen breuk met de klassieke huurkazernes maar qua inrichting was er direct licht in alle kamers, en een wassalon, vergaderlokalen, een kinderkribbe enz.
Het Sandleitenhof, begonnen in 1924, was en is met zijn 1531 appartementen het grootste project in Wenen. Hier is al een stijlbreuk met de vierkante Höfe: er zijn vele kleine driehoekige of veelhoekige plaatsjes, veel groen, arcades, erkers, verschillende hoogtes en veel curven.   En natuurlijk ook een wasserij en bibliotheek (in de Rosa-Luxemburg-Gasse, waar dacht je) en zelfs een post: een werkelijke stad in de stad. Er wonen nog altijd 4000 mensen maar er is een probleem van leegstand op het gelijkvloers, een probleem dat trouwens niet specifiek is voor Wenen.

Het Karl Marx en Goethehof

Goethehof in de nazi tijd
Het Karl Marxhof is gebouwd van 1926 tot 1930. Bij de opening zei de Weense burgemeester Karl Seitz: "Als wij er niet meer zijn zullen die stenen voor ons spreken." Vier jaar later spraken de wapens en werd het gebouw met kanonnen beschoten. Niet door de nazi’s maar door het Vaderlandse Front van Engelbert Dollfuss. Die veranderden de naam van het gebouw dat tot in 1945 "Heiligenstädterhof" noemde Ook werd een koffiehuis in een rooms katholieke kerk veranderd. Dit Front was de nieuwe naam die de Christelijke Sociale Partij (CSP) in mei 1933 had aangenomen. Het Vaderlandse Front verbood  prompt de Oostenrijkse Communistische Partij en een weinig later, na een golf van terreur door de Oostenrijkse nazi’s ook de Oostenrijkse Nazipartij. Toen de nazi’s in 1939 triomfeerden werd de kerk van het Heiligenstädterhof een nazilokaal.
De architect Karl Ehn is eigenlijk een ambtenaar, die trouwens tot aan zijn pensioen, ook onder de nazi’s, op de stadsdiensten blijven werken. Hij heeft in totaal 2716 woningen op zijn actief. Een indrukwekkend deel van de  61.175  woningen gebouwd door Rood Wenen. Hij kwam zoals velen uit de school van Otto Wagner. Het eerste gebouw waar hij zijn typische stijl ontwikkelde is het Bebelhof.
goethehof  1934 na de beschieting
Al die gebouwen zijn gerestaureerd, evenals het Goethehof in Kaisermühlen am Kaiserwasser, een zijarm van de Alten Donau,  ook een beschermd monument. Ik vermeld die hier in hun historische context, maar ik verwittig wel dat om die te zien je heel Wenen rond zult toeren. Een interessant overzicht vindt men op de site http://www.demokratiezentrum.org/index.php?id=453 . Een opvallend hoge concentratie is ook te vinden aan de Margaretengürtel die daarom soms de Ringstraße des Proletariats genoemd wordt
De 727 woningen van het Goethehof, in feite drie  Höfe, zijn gebouwd tussen 1923 et 1934. Ook het Goethehof is in februari 1934 door zware artillerie beschoten. De  kogelgaten waren tot in de jaren1970 nog zichtbaar.
Let wel dat de nazi’s die programma’s niet stopzetten. Alleen waren zij selectiever: na de Anschluss werden veel linkse militanten uit die Höfe gezet om plaats te maken voor aanhangers van het ‘nieuwe’ regime. 

De Werkbundsiedlungen

Aan dat bouwprogramma hebben vele architecten meegewerkt. Men verwijst meestal naar de school van Otto Wagner. Dit is niet helemaal onjuist. Alleen kan men moeilijk spreken van een eengemaakte stijl en zeker niet van een ideologische strekking. In feite blijven zij in de traditionele stijl van de huurkazernes, die op hun beurt een imitatie waren van de paleizen van de adel en de burgerij. Let wel: de voorliefde van de mensen voor de bouwstijl rond een centrale vierkante plaats is diepgeworteld. In de DDR bijvoorbeeld is men geprobeerd daarvan af te stappen om meer de Bauhausrichting uit te gaan maar men is daarvan afgestapt.
Een tendens die dat wel kritiseert is de Werkbundsiedlung. Let wel: ze zijn Modernisten eerden dan socialisten. Ze staan voor functionalisme. Ik heb het al over Adolf Loos gehad. Loos had al het imiteren van de burgerpaleizen voor de volkswoningen gekritiseerd. 
De Werkbund zoekt zijn inspiratie in de CIAM – Congrès Internationaux d’Architecture moderne waar men Le Corbusier mee verbindt. De Ciam organiseerde in 1927 in Stuttgart een tentoonstelling, de Weißenhofsiedlung. Deze werd gevolgd in 1930 door de  Werkbundausstellung in Wenen. Ook in Luik profiteerde de Belgische CIAM afdeling van de honderdste verjaardag van het koninkrijk om een modelwijk te bouwen  in de Tribouilletwijk in Luik, waar nu mijn dochter woont.
Werkbundsiedlung- Lurçatwoningen
De Wiener Werkbundsiedlung bestond uit 70 huizen ontworpen door 32 architecten waaronder naast de Wenenaars Josef Hoffmann, Margarete Schütte-Lihotzky - die hele steden zal bouwen voor de vijfjarenplannen van de USSR – en de al genoemde Adolf Loos ook Rietveld deelnam en de Fransman André Lurçat. Hij zal de grote architect-urbanist van de ceinture rouge rond Parijs worden.
De drijvende kracht achter de tentoonstelling die 100.000 bezoekers trok is Josef Frank. Hij kocht er trouwens zelf een huis.
De beweging refereert ook naar de tuinwijken. En daarmee is ze atypisch voor de CIAM die zoals Le Corbusier hoogbouw voorstonden. Die hoogbouw van de CIAM heeft natuurlijk niets te maken met de Höfe die rond een per definitie donkere binnenkoer gebouwd zijn.
De Werkbund is ook meer voor  koopwoningen in plaats van huurwoningen en komt daarmee bij de middenklasse terecht die zich een aankoop kan permitteren. De modelwijk wordt gebouwd in de periferie van Wenen, op 20 minuten te voet van het openbaar vervoersnet. Het bouwterrein was moeilijk, in driehoeksvorm, heel drassig waardoor onderkelderd moest worden. De gemiddelde bewoonbare oppervlakte is 75 m2 wat in
weense normen veel is, zeker voor sociale woningen. De bouwmeester, de Heimbauhilfsaktion van Wenen, had voorzien die te verkopen, waarbij de grond eigendom bleef van de stad (zij waren voorlopers: die formule wordt nu in 2014 als een revolutionair middel voorgesteld om de aankoop betaalbaar te houden).  De huizen kosten tussen 25 000 S en 65 000 S (een gemiddeld maandloon was 220 S). Slechts 14 huizen vonden een koper zodat in 1939 de stad die moest overnemen als huurhuis. De wijk is sinds 1978 Denkmalschutz. In 1982 werden alle huizen gerenoveerd. In het vroegere Trafostation naast het huis van Josef Frank is nu een klein Museum.
Frank vestigde zich na 1934 in Zweden waar hij nog een tweede carrière begon als grondlegger van het Zweedse design. Hij kreeg op 15 juli 2010 postuum een Doodle logo van Google ter gelegenheid van de 125e verjaardag.

Hugo Breitner en zijn luxetaksen

L’argent est le nerf de la guerre. Na de architecten zou ik Hugo Breitner willen voorstellen, die de financiële basis heeft gelegd voor die bouwprojecten door o.a. een luxetaks. Deze vroegere bankier (voorzitter van de nationale Austrian Länderbank) werd schepen van financiën van Wenen, van 1919 tot 1932. Zo vat hij zijn programma samen: Niet afgeschrikt door al het geroep van de belastinghatende bezittende klassen nemen we het geld waar het is om de verschillende gemeenteprojecten te financieren”.
Hugo Breitner werd in 1918 lid van de Sociaaldemocratische Partij van de Arbeid. In 1919 schafte hij de bestaande huurtaks af die alle huren op dezelfde manier belastte, en stelde in plaats daarvan een nieuwe huurtaks in voor de top 20. Zijn bouwtaks van 1923 heeft de fondsen geleverd voor het programma van sociale woningbouw:  82% van alle woningen droegen slechts 22% bij, terwijl het percent duurste woningen 45% inbrachten. In totaal dekte de belasting op de nieuwe woningen ongeveer een derde van de bouwkosten, de rest kwam uit de algemene begroting.
Breitner verving de "verbruiksbelasting" die alle voedingsmiddelen gelijk belastte, door een belasting op de duurste winkels en restaurants: 250 van ongeveer 22.000 kruidenierswinkels, 32 van de 1.200 koffiehuizen en 700 van 3.600 restaurants.
Breitner zelf verklaarde zijn nieuwe belastingstelsel - iets provocerend - als volgt: “de exploitatiekosten van de tandheelkundige klinieken voor het volk worden betaald door de vier grootste Weense patisserieën. Het Grand Hotel, Hotel Bristol en Imperial betaalt voor buitenzwembaden voor kinderen. De gemeentelijke kraamkliniek werd gebouwd van de belastingen van de bordelen en de bedrijfskosten worden gedekt door de belastingen van de paardenrennen”.
Geen andere sociaaldemocraat werd daarom zo heftig aangevallen als Hugo Breitner. De Oostenrijkse minister van Binnenlandse Zaken Starhemberg zei tijdens   een kiescampagne van de Christelijke Sociale Heimwehr: “Alleen wanneer het hoofd van deze Aziaat in het zand rolt, zal de overwinning aan ons zijn”. En die Aziaat was een duidelijke toespeling op Breitners Joodse afkomst.
Die persoonlijke aanvallen werden voor Hugo Breitner teveel en in november 1932 legde hij zijn ambt neer. Wat niet verhinderde dat hij na de februarikamp van 1934 tussen de socialisten en austrofascisten gearresteerd werd. Hij kon in 1936 emigreren naar de USA. In 1948, werd een gebouw "Hugo-Breitner-Hof" genoemd. 
Vandaag leeft 60% van de Weense bevolking in een publieke woning, dank zij mensen zoals Breitner.
Rood Wenen werd weleens het Moskou van de Tweede internationale genoemd. Het woningbouwprogramma van het Rode Wenen, betaald door rijkentaksen, is inderdaad indrukwekkend en in zijn radicaliteit zelfs atypisch voor de sociaaldemocratie. Maar als men het Rode Wenen met Moskou wil vergelijken, moet men wel de reactie op het austro-fascisme van Dolfus en de naziemachtsgreep van 1938 in de weegschaal werpen: door een politiek van voortdurende toegevingen en ontmanteling van hun eigen zelfverdedigingsorganisatie stonden de Weense arbeiders in 1934 praktisch ongewapend tegen de kanonnen van Dolfuss….
Een late uitloper van die sociale woningen is het Hundertwasserhaus, een klein project met 52 appartementen, een kleurrijk gebouw waar men de toeristen met bussen tegelijk afzet is gebouwd in 1983. Dit is het onderwerp voor mijn volgende blog.

Referenties

Behalve de hyperlinks in de tekst, hierbij nog een paar interessante sites:

http://oe1.orf.at/artikel/248828 wagner en leerlingen in sociaalbouw
http://othes.univie.ac.at/8539/1/2009-12-16_0002375.pdf „Josef Frank (1885-1967) – Möbel und Raumgestaltung“ 2009
http://www.buchfreund.de/Internationale-Ausstellung-Wien-1932-70-eingerichtete-Haeuser-Katalog-Ausstellungsleitung-Josef-Frank-Hermann-Neubacher-Laszlo-Gabor-Werkbundsiedlung,44364860-buch  Internationale Ausstellung Wien 1932. 70 eingerichtete Häuser. Katalog. Ausstellungsleitung: Josef Frank, Hermann Neubacher, Laszlo Gabor.
http://www.wiener-gasometer.info/dokumente/Architektur_Wien.pdf  haas haus looshausblz 38 ortner&ortner leopold weerstand  p44 kmhof p50 werkbundsiedlung

Donau wenen

Wenen october 2014- Deel I  

http://huberthedebouw.blogspot.be/2014/11/wenen-tervuren-en-de-secession.html
http://huberthedebouw.blogspot.be/2014/11/wenen-kokoscha-schiele-het-leopold.html


mardi 11 novembre 2014

Wenen. Kokoscha, Schiele, het Leopold Museum en roofkunst- Wenen III


Ons bezoek aan Wenen en de Secession zou niet af zijn zonder een museum te bezoeken. En daar heb je wel een probleem: zowat elk museum dat zich respecteert heeft een paar Klimts of Schieles hangen. Onze keuze viel op het Leopoldmuseum in het museumkwartier. Het museum is opgebouwd rond één collectie: de oogspecialist Rudolf Leopold begon in 1950 werken van Schiele en de Secession te kopen. Hij heeft op dertig jaar tijd de belangrijkste Schielecollectie opgebouwd, met meesterwerken van de Secession en unieke stukken van de Wiener Werkstätte, van Josef Hofman tot Koloman Moser. Hij publiceerde in 1972 een cataloog van het oeuvre van Schiele ‘die enorm hielp om de schilder bekendheid te geven’. Zo stelt het museum het toch voor.

Schiele was al bekend voor de oorlog. Ik verdenk Leopold er sterk van zijn collectie te hebben opgebouwd op basis van de vele collecties van Weense Joden die in 1938 zijn aangeslagen door de nazi’s. De teruggave van de door de nazi’s in beslag genomen werken is in Oostenrijk op een heel ‘speciale’ manier gebeurd. Bij mijn opzoekingswerk rond het tot stand komen van die Leopold-collectie geef ik er mij rekenschap van dat aan zowat alle collecties in de streek een reukje hangt. Om te beginnen met de Klimts in het Belvedère, maar ook Lentos in Linz en het nieuwe staatsmuseum in Salzburg. Allen publiceren uitvoerig op internet over de herkomst van hun werken, maar praktisch overal mankeren een paar jaren: ze blijven bewust vaag over de periode van 1938 tot 1955, tussen de in beslagname door de nazi’s, en een zeer weigerachtig doorgevoerd proces van teruggave aan de vroegere eigenaars of hun erfgenamen.
In juni 1943 richtte Roosevelt de «Monuments Men» op: 350 specialisten moesten de miljoenen door de nazi’s in beslag genomen kunstwerken recupereren. De film hierover is interessant, maar blijft ver onder de realiteit. De Gurlitt collectie bijvoorbeeld, waarvan verder sprake, werd in 2012 in Munich niet ontdekt, maar herontdekt. De Amerikanen hadden er beslag op gelegd, maar later teruggegeven aan Gurlitt.
Maar nu terug naar Leopold. In 1994 plaatste deze 5.000 kunstwerken, waarvan de waarde geschat werd op 575 miljoen Euro, in een privéstichting, met de steun van Oostenrijk en zijn Nationale Bank. Ortner & Ortner hebben speciaal voor die collectie een interessant supermodern museum gebouwd, in het al even recente Museumviertel. Het gebouw is ook museologisch interessant. Vroeger hing men de werken op tegen een witte muur, zogezegd om ‘het werk op zich’ te laten spreken. In het Leopoldmuseum worden de werken gesitueerd in hun context: niet alleen van de beweging waarvan zij deel uitmaakten, maar ook in de sociale en economische situatie. Zoals bijvoorbeeld de oorlog van 14-18.
Het museum opende in 2001, en Leopold had er ook een bureau tot aan zijn dood in 2010. Zijn zoon Diethard Leopold werd er curator: „Ik groeide met de collectie op; ik ken ze tot op het bot.” Naar het schijnt at de familie in tafelgerei van Moser en Hoffman…
Maar men moet zich toch de vraag stellen hoe Leopold zijn collectie bij elkaar kreeg….

De Schiele’s van Leopold en roofkunst

Ik voel mij William van Baskerville in De Naam van de Roos. Bij mijn onderzoek naar de herkomst van de meeste Weense kunstcollecties vallen overal lijken uit de kast. Voor het Leopoldmuseum vroeg ik mij af hoe een oogspecialist op 30 jaar tijd een collectie van 5.000 kunstwerken kon bijeenbrengen, met een waarde van een half miljard Euro.
Hij zou zijn Schieles voor een habbekrats hebben kunnen kopen want de kunstenaar was sinds 1918 dood en begraven en niemand keek er meer naar om.
Het tegendeel is waar: Schiele was bekend. Leopold heeft in de jaren vijftig zijn collectie opgebouwd in de schemerzone van de door de nazi’s in beslag genomen werken.
Wij hebben in mijn vorige blog gezien hoe Klimt Schiele had voorgesteld aan de mecenasfamilie Lederer. Schiele was misschien een nerd, maar helemaal geen onbekende.
In 1908 had Schiele zijn eerste tentoonstelling in Klosterneuburg. Hij nam deel aan de Internationale Kunstschau in Wenen in 1909 Zijn Neuekunstgruppe had zijn eerste tentoonstelling in het Kunstsalon Pisko in december 1909 waar hij in contact kwam met belangrijke mecenassen zoals de brouwer Carl Reininghaus en Dr. Oskar Reichel. Reichel bouwde een verzameling op waarop ik verder terugkom.
Een eerste monografie over Schiele verscheen al in 1911 en hij had zijn eerste solo-expo in de Galerie Miethke. In 1912 exposeert Schiele met Der Blaue Reiter. Op het einde van dat jaar stelt Klimt Schiele voor aan de familie Lederer waar hij verschillende maanden verblijft en o.a. portretten schildert van de zoon Erich Lederer die een vriend wordt. Over de collectie Lederer kom ik verder terug.
Eind 1914 heeft hij nog een grote expo in Wenen en tijdens de oorlog heeft Schiele exposities in Rome, Brussel en Parijs.
Schiele russissche krijgsgevangene
In juni 1915, vier dagen na zijn huwelijk, moet Schiele in het leger maar wegens zijn zwakke gezondheid wordt hij «Kanzleisoldat» en werkt er onder andere in een Russisch krijgsgevangenkamp waar hij zijn kostgangers portretteerde (Leopold probeerde in 2006 via Sotheby's in London "Russischer Kriegsgefangener mit Pelzmütze" te verkopen – zie verder). Hoewel het «Soldatspielen» hem niet beviel heeft Schiele geen anti-oorlogswerken gemaakt.
In 1916 krijgt hij van het leger een studio ter beschikking en exposeert nog in Amsterdam, Stockholm, and Kopenhagen.
Bij de 49ste expo van de Secession in maart 1918 was Schiele de publiekstrekker.
Schiele stierf, net als mijn grootvader, van de Spaanse griep in 1918, drie dagen na zijn hoogzwangere vrouw Edith.
Sommigen schrijven: op 28 was Egon Schiele dood en vergeten. Dat is een mythe, Schiele was helemaal geen onbekende.
Hij zou zo onbekend zou zijn geweest dat de nazi’s hem zelfs niet op hun lijst van Entartete Kunst hebben opgenomen. Wat niet klopt: Baldur von Schirach organiseerde in 1943 een tentoonstelling over Klimt en Schiele in Wenen.

Schiele en de verzameling Rieger

Schiele was dus geen illustere onbekende maar een gevierd en erkend kunstenaar. De joodse tandarts Heinrich Rieger kocht alle Schieles die onder zijn ogen kwamen op. Een deel van zijn rijke kunstverzameling kwam ook van kunstenaars die hun behandeling in natura betaalden, met een schilderij. Een abdis die haar nonnen voor hun tanden naar Rieger stuurde vroeg hem de meest aanstootgevende Schiele’s in de wachtzaal zedig te bedekken als de nonnetjes op consultatie kwamen.
Schiele Kardinaal en  non
Zo bouwde hij een verzameling van 720 stukken op die al in 1921 als erfgoed erkend waren, met elf olieverfschilderijen van Schiele waaronder topwerken zoals "Umarmung oder Liebespaar" en "Kardinal und Nonne", en 120 tekeningen. Daarboven nog een aantal Klimts en Kokoschkas.
Rieger stond met zijn verzameling in tijdschriften en leende ze uit voor tentoonstellingen. In 1935 werden in het Wiener Künstlerhaus 72 van zijn Schieles getoond. Ook op de wereldtentoonstelling van Parijs in 1937, een paar maand voor de "Anschluss", waren in het Jeu de Paume meerdere van Riegers Schieles te zien (Guernika was in het Spaanse paviljoen).
Kunsthistorica Lisa Fischer die ik vermelde in mijn vorige Weense blog.
 heeft de geschiedenis van de kunstcollectie van Rieger gereconstrueerd. Zijn collectie werd door de nazi’s geconfisqueerd. Rieger stierf in 1942 in KZ Theresienstadt, en zijn weduwe Bertha werd in 1944 in Auschwitz vermoord. Zijn collectie kwam in handen van de nazi’s. In 1943 werden in Wenen onder het patronaat van de Reichsstatthalter van Wenen Baldur von Schirach twaalf Schiele-tekeningen geëxposeerd. En de Nazi- Klimt-Retrospektive in hetzelfde jaar was de grootste van de 20ste eeuw. Dit bewijst dat Schiele voor de nazi’s geen "entartete" kunstenaar was. Ook dat is een mythe. Maar vooral: die Schieles kwamen uit de collectie Rieger die zijn collectie in 1938 onder dwang had moeten verkopen, ver onder de prijs, via de kunsthandelaars en NSDAP-leden Friedrich Welz en Luigi Kasimir, die er een mooie cent aan verdienden.
In 1945 wordt Welz gearresteerd wegens lidmaatschap van de NSDAP. Zijn collectie kunstwerken waarvan een deel was verworven uit dwangverkopen, en een ander deel uit openbare verkopen van in beslag genomen werken, werden gedeponeerd bij de Oostenrijkse instanties. De Rieger-collectie werd terug gegeven aan de erfgenamen van Rieger. De Belvedère kocht de Schielecollectie van de erven van Rieger.
Schiele Portret van Wally
De ‘Monuments Men’ hadden daar per ongeluk het portret van Wally bijgevoegd. Door die fout is het gesjoemel in Oostenrijk met die genaaste werken in de openbaarheid gekomen. In 1912 maakte Schiele dit portret. De eigenares Lea Bondi Jaray had bij haar vlucht in 1939 het werk aan Welz ‘toevertrouwd’ en zo was het in de Riegercollectie terechtgekomen. Bondi recupereerde haar kunstcollectie in 1946, en hoorde via Welz dat haar schilderij in het Belvedère was terechtgekomen. Zij vroeg in 1953 aan Rudolf Leopold te bemiddelen om het werk te recupereren, en had hem zelfs andere Schieles aangeboden. Bondi ontdekte later dat Leopold dat schilderij voor zichzelf had gekocht in 1954. De Belvedère had het waarschijnlijk doorverkocht, omdat het problemen had met de herkomst en het liever doorspeelde naar een privéverzameling.
In de Schielekataloog van Leopold van 1972 staat Lea Bondi niet vermeld als eigenares, daar waar in een eerdere cataloog Otto Kallir haar citeert als de laatste eigenares voor de Anschluss. In een Schiele cataloog van 1995 vermeldt Leopold dat het schilderij deel uitmaakte van de Rieger collectie die hij vroeger kocht van de Belvedère.
Bondi stierf in 1969 en haar erfgenamen volgden verder het spoor. In 1994 zat het portret van Wally bij de 5.400 werken van de kunstcollectie van Leopold die door de Oostenrijkse regering voor $500 miljoen was gekocht voor het Leopold Museum.

Volgens het United States District Court kende het Leopold Museum de afkomst van Wally’s portret

In 1997 wordt het Wally-portret uitgeleend voor een expositie aan het Museum of Modern Art in New York.
The New York Times publiceert er de geschiedenis van. De erven van de vroegere eigenares Lea Bondi Jaray slagen erin het kunstwerk voor jaren te blokkeren, als roofkunst van de nazi’s. In juli 2010 betaalt het Leopold Museum $19 miljoen aan de erfgenamen. Toen bleek dat het museum Leopold wist dat er een vergissing was gebeurd en wist dat het werk nooit aan Rieger had toebehoord.
Er is wel heel wat touwtrekken aan vooraf gegaan. In september 1999 had het New York Court of Appeals de eis tot in beslagname verworpen omdat de wet van de staat New York dat niet toelaat, terwijl de douanediensten beslag hadden gelegd op basis van een federale wet. Het museum baseerde zijn verdediging op het feit dat Bondi de zaak had laten vallen in 1954 en dat er geen bewijs is dat Leopold wist dat het schilderij geroofd was door de nazi’s wanneer hij het kocht.
De erfgenamen argumenteerden dat Bondi is blijven proberen het werk terug te krijgen, en dat de erfgenamen deze zaak na haar dood hebben verder gezet. In oktober 2009, na meer dan tien jaar procederen, erkende het federaal United States District Court dat de eis gegrond was en dat het Leopold Museum wel degelijk bewust was van de afkomst wanneer het de schilderij aan het MOMA uitleende twaalf jaar ervoor. In juli 2010, kort voor de dood van Leopold, kwam er een regeling voor 19 miljoen $.
In Portrait of Wally heeft de cineast Andrew Shea de “injustice upon injustice upon injustice” beschreven, vanuit het leven van Lea Bondi en haar gevecht met Friedrich Welz.
Het portret van Wally heeft het debat over roofkunst dus in een stroomversnelling gebracht.
Wij vinden de nazikunsthandelaar Welz terug in Salzburg, waar hij in de zeventiger jaren voorstelt zijn Kokoschka’s in te brengen in een te creëren MdM (Muzeum der Moderne Salzburg, op basis van het bestaande museum Rupertinum). Hij stierf in 1980. De vroegere directrice van het Rupertinum is nu curator van de Belvedère in Wenen! Maar daar kom ik verder op terug…
Na de oorlog werd slechts een vierde van de Rieger verzameling aan de familie teruggeven, der «rest» bleef ‚onvindbaar‘. Men kan niet zeggen dat Oostenrijk heel proactief is geweest in het opsporen van die werken.
Schiele, Lily Steiner
Leopold had nog andere manieren om kunstwerken te verwerven. Het hoger reeds vermeldde "Kardinal und Nonne"  is nu een pronkstuk van het "Leopold Museum". Het is een van de werken die na de oorlog aan de familie zijn teruggegeven. Robert, de zoon van Rieger, heeft het werk in 1951 aan de Belvedère (Österreichischen Galerie) verkocht. Na de heropening van de galerij in 1954 hagelde het protesten wegens ‚aanstotelijkheid‘ en verdween het in het depot. Lisa Fischer beweert dat Rudolf Leopold zelf die campagne gestart is om het kunstwerk te doen afhaken. Duidelijk is dat Leopold "Kardinal und Nonne" (ook Liebkosung genoemd) absoluut wilde hebben. In 1957 maakte hij een voor hem interessante uitwisseling met het Belvedère.
Verder zijn in 2006 bij Sotheby's in London twee Schieles ("Russischer Kriegsgefangener mit Pelzmütze" en "Lilly Steiner") uit de privécollectie van Rudolf Leopold binnengebracht die onomstotelijk tot de Riegercollectie behoorden. De verkoop is niet doorgegaan omdat Sotheby’s de herkomst niet wilde garanderen.
Fischer denkt dat in de privécollectie van de familie Leopold meer werken van Heinrich Rieger zitten (die zogezegd zouden zijn verdwenen). Voor de advocaten van de Leopold-Stiftung is het boek "geen proces waard ". Het thema Raubkunst blijft in Oostenrijk een heikel punt. Zij schreef er een lijvig boek over: "Irgendwo. Wien -Theresienstadt und die Welt. Die Sammlung Heinrich Rieger" Czernin Verlag, Wien

Kokoschka

Kokoschka waren wij al tegengekomen in zijn geboortedorp langs de Donauradweg, in Pöchlarn Zijn leraar Gustav Klimt noemde hem het grootste talent van de jongere generatie. Hij studeerde aan de Kunstgewerbeschule van 1905 tot 1908 en leerde onder meer de architect Adolf Loos kennen, wat een mooi schilderij opleverde
Oskar Kokoschka, Adolf Loos, 1909
In 1908 schilderde Kokoschka zijn eerste portretten. In 1911 kwam hij in contact met Der Blaue Reiter.
Voor Schiele is het alsof de oorlog een fiatdivers is, als daar niet de Spaanse griep was geweest die hem het leven kostte. Kokoschka echter is de enige van de Weense school die evolueert naar een antimilitarisme. Dat gebeurt geleidelijk, door zijn contact met de oorlogsrealiteit. Oskar Kokoschka trekt anders de oorlog in met veel enthousiasme. Hij kocht zich een schimmel, waarmee hij als vrijwilliger optrok als luitenant in het exclusief ruiterregiment van de monarchie: het Dragonerregiment Erzherzog Josef Nr. 15.
Loos liet zelfs een ansichtkaart maken van Kokoschka in uniform.
De pret duurde niet lang: op 29 augustus 1915 werd hij in Wladimir-Wolynsk in Oekraïne zwaar gewond: een hoofdwonde en een bajonetsteek door de longen.
Na zijn genezing werd hij oorlogsschilder aan het Isonzo-Front, waar hij nogmaals gewond werd. Hij maakt voor het ministerie van oorlog een aantal schetsen van troepenbewegingen, vernielde dorpen en geschutsstellingen, maar begint in 1917 aan een anti-oorlogsmap, een moderne variant van de Desastres de la guerra van Goya
Dit radicaal pacifisme verdiept zich met de opkomst van het nationaalsocialisme. In 1934 verhuisde hij naar Praag. http://www.literaturepochen.at/exil/multimedia/pdf/Kokoschka1.pdf  In 1937 worden in Duitsland 417 werken van Kokoschka uit de museums gehaald en negen ervan opgenomen in de tentoonstelling over "Entartete Kunst" (de griezelkamer genoemd) in München, Berlijn, Hamburg, Salzburg en Wenen. Kokoschka schreef vol ironie:“Toller Erfolg! Nog nooit hebben twee miljoen bezoekers voor mijn doeken gestaan“.  Als reactie schildert hij "Selbstbildnis als entarteter Künstler", ‘Zelfportret van een ontaard kunstenaar’.
Hij kan voor de annexatie van Tsjecho-Slowakije met een door de Tsjechische politicus Jan Masaryk verstrekt paspoort naar Londen vluchten en engageert zich actief in de antinazicampagne.
Anschluß - Alice in Wonderland bijvoorbeeld is een bijtende satire tegen de Britse verzoeningspolitiek van Munich.
Diagonaal schildert hij een bisschop, een politieker, een militair, die niet horen, zien of spreken kunnen. Een parodie op de drie aapjes. Een moeder met kind bekijkt dat trio angstig. Bovenaan in beeld, bijna als een vloek, een onthoofde Maagd met kind, met in het centrum van het beeld "INRI". De politieker houdt een dagblad in de hand met de titel"In our times". Symbolisme voor het goede doel!
In het rode ei beeldt hij Hitler en Mussolini uit, met Frankrijk als de kat onder de tafel en het Verenigd Koninkrijk als een klauweloze leeuw. De verwijzing naar het verguisde Verdrag van München - “In pace Munich” - is glashelder.
In Marianne-Maquis van 1942  kritiseert hij de weigering van Winston Churchill en Montgomery om een tweede front te openen.

What We Are Fighting For (1943) drukt heel goed uit waarvoor men vecht.
In 1944 krijgt hij in Londen een grote tentoonstelling. Wat hem niet belet openlijk te protesteren tegen het bombarderen van Dresden. Kokoschka schilderde ook de Sovjetambassadeur Ivan Mikhailovich Maisky in London met achter hem een standbeeld van Stalin. Dit kostte hem 30 poseersessies. Het werd heel de oorlog lang in de Tate National Gallery tentoongesteld en Kokoschka gaf zijn ereloon aan het Stalingrad Hospital Fund.
Maiski
In juli 1953 laat Kokoschka zich echter lijmen door de vroegere SS’er Welz, die wij als kunstrover al tegenkwamen, om in het kasteel Hohensalzburg de „Schule des Sehens“ als „Internationale Sommerakademie für bildende Kunst“, om jongeren in een maand tijd de ogen te openen voor wat kunst is“ (Kokoschka 1971, S.274). Maar we weten ondertussen al dat die kunstrovers gehaaide persoonlijkheden zijn.

De bruid van de wind: onbeantwoord gebleven liefde of stalking?

Ik heb tot nu toe nog niets gezegd over de psychologie van Schiele of Kokoschka. Ik geloof dat zij allebei zot waren maar niet gevaarlijk. Het flagrantste geval is de Mahlerpop van Kokoschka.  Hij had een onstuimige verhouding met Alma, de weduwe van de componist Gustav Mahler.
Dubbelportret van Oskar Kokoschka en Alma Mahler
Ze maakte het af en Kokoschka geraakte geobsedeerd door Alma, de onbereikbare liefde.
De bruid van de wind’ verwijst naar die onbeantwoord gebleven liefde. Of zouden wij dit vandaag stalking noemen? 

In 1918 liet hij een levensgrote pop met de trekken van Alma Mahler maken. Zijn briefwisseling over het maken van die pop is hallucinant. Hij stelde zich daarbij het onmogelijke voor: ze moet een reïncarnatie worden van Alma.  Zelfs na de oplevering, waar hij teleurgesteld vaststelt dat zij niet aan zijn dromen beantwoordt gebruikte hij de pop als model, en behandelde ze als een levend mens, die hij zelfs meeneemt naar de opera... Het duurde vijf jaar voor hij die bij het huisvuil zette.

Reichel, de Romako-collectie en Leopold

Een woord over de Reichel collectie van de schilder Romano. Het Leopold museum heeft er een paar hangen. De Reichel collectie is interessant om na te gaan hoe Leopold zijn collectie opbouwde in de schemerzone van werken uit noodverkoop of inbeslaggenomen door de nazi’s. Ook het Lentos museum in Linz is bij de Reichelcollectie betrokken.
Romako Alt Jungen Mädchen
Romako maakte geen deel uit van de Secession. Hij schilderde in Biedermeier stijl, maar is wel een voorloper van de expressionisten. Hij had ook een grote bewondering voor de jonge Kokoschka. Het Belvedère heeft een mooie collectie, met o.a. een mooi portret van Sissi.
De internist Dr. Oskar Reichel was erin geslaagd tegen 1916 meer dan 40 Romako’s te verzamelen. In 1919 richtte hij zelf een vennootschap op waarin die collectie werd opgenomen. De nazi’s onteigenden het bedrijf en stelden Franz Jungwirth aan als "vereffenaar". In mei 1941 kon Jungwirth melden dat alle schuldeisers vereffend waren en de rest werd op een geblokkeerde rekening was gezet van de Vermögensverkehrsstelle.   
Dr. Oskar Reichel is na een vergeefse poging om uit te wijken naar de VS, op 7 mei 1943 overleden in een opvangtehuis van de joodse gemeenschap in Wenen. Zijn vrouw werd gedeporteerd naar Theresienstadt op 11 januari 1943; ze werd bevrijd door het Rode Leger en stierf in 1951 in de USA. De Leopold Foundation publiceert al die gegevens in het kader van transparantie over de herkomst.  De Stichting publiceert ook haar versie van de onderhandelingen met de erfgenamen van Dr. Reichel.
De kopstukken van de Reichelcollectie waren Akt eines jungen Mädchens,  Siegesgöttin en Nike mit Kranz. Reichel zou die in 1938 verkocht hebben aan die Neue Galerie in Wenen. Men vindt ze later terug in het bezit van Wolfgang Gurlitt http://de.wikipedia.org/wiki/Wolfgang_Gurlitt, een man van
Romako Nike mit Kranz
deels joodse afkomst, die erin geslaagd was in de nazitijd in de internationale kunsthandel actief te blijven, ook voor kunstwerken die uit Joodse eigendom kwamen, hetzij door directe aankoop bij de betrokkenen, ofwel uit openbare kunstverkopen. Hij heeft onder andere Hitler geholpen bij het verzamelen van werken voor zijn Führermuzeum in Linz. In 1946 helpt hij, alsof er niets gebeurd is, mee aan het opzetten van de Galerie moderner Kunst in Linz, nu Lentos. Gurlitt organiseerde ook een Kokoschka-tentoonstelling. Tot in 1956 was hij directeur van de Neue Galerie in Linz. Als gevolg van zijn financiële moeilijkheden komt de verzameling Gurlitt 1953 ten dele in het bezit van Linz die doordat de herkomst van vele werken niet duidelijk was een kleine prijs kon bedingen. In 1960 werd zijn naam afgevoerd van de „Neue Galerie der Stadt Linz, Wolfgang-Gurlitt-Museum“. Die Neue Galerie heet nu Lentos waardoor het spoor naar Gurlitt definitief gewist is.
Nike mit Kranz“ staat in een cataloog van een tentoonstelling georganiseerd door Gurlitt in 1949. Het is niet duidelijk als Rudolf Leopold het schilderij direct van Gurlitt kocht of van de Neue Galerie in Linz (nu het Lentosmuseum). Idem voor  „Akt eines jungen Mädchens“.
Het kan ook moeilijk uitgemaakt als de oorspronkelijke verkoop ‚gewoon‘een noodverkoop was of een inbeslagname. Volgens het dossier van de Vermögensverkehrsstelle heeft Reichel delen van zijn verzameling verkocht; maar volgens een andere naziorganisatie Vugesta is een deel van zijn vermogen direct geconfisqueerd door de nationaalsocialistische machthebbers.
In ieder geval oordeelt een commissie op 25 juni 2010 dat het in de zin van het artikel § 1 van het Nichtigkeitsgesetz van 1946 om nietige rechtshandelingen gaat: “zelfs bij een redelijke aankoopprijs kan onder de dan geldende voorwaarden het feit van onteigening niet uitgesloten worden. De Kommissie besluit dat de wet op de teruggave van kunstwerken op de drie werken van toepassing is”.
Schloss Greillenstein" foto Leopold Museum
Een aantal andere werken van Romako van het Leopold Museum komt uit de collectie Eisler, zoals "Schloss Greillenstein" (Inv. 736) und "Gräfin Kuefstein an der Staffelei" (Leopold Museum, Inv. 737). Het Leopold Museum heeft ook een overeenkomst moeten sluiten met de erfgenamen van Ing. Mořic Eisler (geb. 1889, + 1971) die bouwondernemer was in Brno. De Nazi’s namen zijn verzameling in beslag en via Weense kunsthandelaars kwam "Schloss Greillenstein" terecht bij een arts uit Linz. Laat in de jaren 1980 kocht Rudolf Leopold het schilderij in een galerij Giese & Schweiger in Wenen.
"Gräfin Kuefstein an der Staffelei" kwam in handen van Rudolf Leopold in de vroege 50er-Jaren via Gurlitt en zo kwamen beide werken in de Leopold Museum-Privatstiftung terecht. Het Leopold Muzeum heeft zich ertoe geëngageerd de geschiedenis van de werken en het leven van Eislers te herinneren. Tout ça ne pèse pas tres lourd…

De Belvedère

Wie Klimts en Schieles wil zien kan ook naar de Belvedère gaan. Wij bezochten er de tuinen: zeker een bezoek waard
De kunstenaar Venet plaatste er zijn ‘ Ligne indéterminée’. Bij die kerel kun je zoals in een boetiek stalen ringen bestellen in alle maten en grootten. Zijn werken staan in Luik, in Nice, Dallas, Keulen, Hong Kong, Berlijn, Tokyo, Dallas. Heel herkenbaar. Te herkenbaar.
De Belvedère was de zomerresidentie van prins Eugene van Savoye. De Habsburgse keizers kochten zijn paleizen en zijn collecties en vervolledigden die met de keizerlijke kunstcollectie. Ze zijn vandaag UNESCO Werelderfgoed. In 1903 opende de Staat de  “Moderne Galerie” in het Beneden Belvedère. Na de val van het Keizerrijk in 1918 werden Boven Belvedère en de Oranjerie ook museum en sprak men over de Österreichische Galerie. Voor het gemak gebruik ik de term Belvedère.
Het Belvedère heeft de grootste collectie ter wereld van Gustav Klimt, met o.a. de Kus en Judith,  en hoofdwerken van  Egon Schiele en Oskar Kokoschka. In 2012 werden voor de eerste keer meer dan een miljoen bezoekers geteld (1.088.000).
Daar stelt zich hetzelfde probleem als bij het Leopold Muzeum. De basis van de Belvedère –Klimts is de hoger vermeldde Riegercollectie
Haberditzl
Het Belvedère stelt het voor alsof Franz Martin Haberditzl, een van de eerste directeurs van het Belvedère, de basis legde voor de verzameling van 16 hoofdwerken van Schiele. Deze werdin 1916 directeur van de ‚Staatsgalerie im Belvedere’, die hij uitbreidde tot de Boven Belvedère en de Oranjerie. In 1938 werd hij afgezet wegens zijn sympathie voor „entarteter Kunst“ en ook omdat hij met een halfjodin getrouwd was. Hij stierf in 1944. Een interessante en integere persoonlijkheid die het Belvedère graag in de verf zet.
Om de thesis Haberditzl kracht bij te zetten kocht het museum in 2002, ter gelegenheid van zijn honderdste verjaardag,  voor zes miljoen euro van de dochter  van zijn voormalige directeur een portret door Egon Schiele in 1917 geschilderd van zijn „Seelenfreund“ Haberditzl. Hat hangt nu langs ‘Der Gattin des Künstlers’, het enige groot Schielewerk – naast nog een paar aquarellen- dat Haberditzl had kunnen kopen met de beperkte middelen van zijn museum.
Maar het merendeel van de Schieles zijn niet verworven door Haberditzl maar in troebele omstandigheden verworven door de nazi Bruno Grimschitz die hem verving als directeur in 1938. Christina Schedlmayer  onderzocht dit in haar publicatie: „Die Zeitschrift ‚Kunst dem Volk‘. Populärwissenschaftliche Kunstliteratur im National- sozialismus und ihre Parallelen in der akademischen Kunstgeschichtsschreibung“ 
Die Grimschitz was sedert 1919 al wetenschappelijk medewerker van het Belvedère. In augustus 1938 wordt hij aangesteld als ‚kommissarischer Leiter des Museums‘, een soort politiek nazi-commissaris dus. Hij wordt officieel benoemd als direkteur  op 28.12.1939.  Behalve het Belvedère en de Oranjerie zal hij vanaf 1 juni 1944 het Salzburger Museum leiden waar hij samenwerkt met de kunsthandelaar en „Ariseerder “http://de.wikipedia.org/wiki/Arisierung  Friedrich Welz die wij hoger al vermelden.
Grimschitz is diep in de kunstroof betrokken, hoewel daar in Oostenrijk weinig is op ingegaan, en als het gebeurde dan nog in positieve zin, om zijn verdienste op te hemelen in de aankoop van stukken voor het Belvedère. Alleen de onderzoeker Hubertus Czernin schetste hem als een der hoofdauteurs van het Arisch maken  van de Weense kunstverzamelingen  en “een van de grootste  profiteurs van de onteigening van de Joodse kunstverzamelingen“. In zijn Gauakt werd Grimschitz als „guter NS“ beoordeeld die zijn omgeving op nationale wegen bracht en gold als „politisch zuverlässig“. Voor de „Hauptstelle Kulturpolitisches Archiv“ is hij een van de weinige Oostenrijkse kunsthistorici die voor de machtovername als partijlid actief voor de partij optrad.
Het is Grimschitz die in 1943 de Retrospektive Klimt samenstelde. Hij kocht ook onteigende werken van Kokoschka en Schiele. Wat Alfred Stix die hem opvolgt als directeur toelaat de verdediging op te nemen van iemand „die zijn nazistische overtuiging al jaren had laten vallen en gelukkig die Entartete Kunst voor het museum heeft bewaard en gekocht, wat hem zware moeilijkheden met de partij heeft veroorzaakt“.
Maar de getuigenis van Stix vonstond niet; Grimschitz had het toch wat te bruin gebakken en werd toch in oktober 1945 afgezet.
Wij vinden het spoor van Grimschitz terug in de Wall Street Journal van 2006. In november 2006 haalde Christie’s een wereldrecord, met o.a. vier werken van Klimt die 192 miljoen $ haalden. Die Klimt’s kwamen voort uit de door Oostenrijk aan de erfgenamen van Adele Bloch-Bauer (1881-1925) teruggegeven Klimts. Tot 2006 waren de vijf werken in het Belvedère geweest. Het ‘portret van Adele’ was al gekocht door de Neue Galerie van New York voor 135 miljoen $, op dat moment de hoogste prijs ooit betaald voor een schilderij. Bruno Grimschitz had vroeger al het portret herdoopt als  de’ Goldene Adele’, om elke referentie naar een Joodse familie weg te wassen.
In 1998 eisten de erfgenamen van Bloch-Bauer de vijf Klimts terug. Na een lang juridisch steekspel geleid door Maria Altmann, een nicht van Adele, besliste een Oostenrijkse restitutie commissie in januari 2006 ten voordele van de erfgenamen. Anne Marie O'Connor deed een diepgaand onderzoek naar de gouden dame Adele.
Het is tragisch dat Adele Bloch-Bauer een groot voorstander is geweest van de openbare musea. In 1923, twee jaar voor haar dood, had ze per testament de Klimts aan de Belvedère willen geven na de dood van haar man. Maar na de Anschluss in 1938 waren die aangeslagen en haar man emigreerde naar Zwitserland waar hij stierf in 1945. Na de oorlog riep het Belvedère het testament van 1923 in om die te claimen.
Sinds 2007 is Agnes Husslein-Arco er directrice. Zij is candidate geweest voor de FPÖ van wijlen Jörg Haider. Zij was vanaf 1981 tot 2000 bij Sotheby’s en Guggenheim actief geweest. Van 2001 tot 2003 is zij directrice geweest van het Rupertinum Salzburg waar wij al Welz hebben ontmoet. Allemaal elementen die mij goesting geven om ook dat personnage eens uit te pluizen, maar men moet ergens stoppen en wij geven Agnes hier het voordeel van de twijfel…
Zij leidde van 2003 bis 2005 de overgang van Rupertinum naar Museum der Moderne Salzburg. In die functie leidde zij het onderzoek naar de herkomst van de collectie. Aan de basis ervan lag opnieuw Welz, een kunsthandelaar uit Salzburg die een bliksemcarrière maakte na 1938 en die wij hoger vermeldden; hij bradeerde de Galerij Würthle van Wenen en legde de hand op de collectie van Rieger. Hij had connecties met Grimschitz en de halfbroers Kajetan en Josef Mühlmann; hij kocht ook werken in Frankrijk voor de Landesgalerie Salzburg. Getuige daarvan zijn ‚Inventarbuch der Landesgalerie Salzburg 1942-1944‘.
Gert Kerschbaumer schreef een boek over die „Meister des Verwirrens”, de meester van de verwarring, over de kunsthandel  van Welz. Volgens Kerschbaumer waren de meeste oorlogstransacties in Parijs in het best geval half legaal. In de oorspronkelijke inventaris van de Galerie mankeert overal bewijzen van herkomst. Hoofdstuk 18 draagt de welsprekende titel: ‚Verstümmeltes Österreich mit falschem Etikett‘.Oostenrijk sjoemelt met valse etiketten…
Friedrich Welz schoof met kunstwerken tussen openbaar en privébezit, om sporen uit te wissen; hij  verhinderde ook restitutieprocedures. Bij de liquidatie van de galerij  Würthle werkte hij samen met Luise Kremlacek die vroeger had gewerkt voor de eigenares Lea Jaray.  Een deel van de Riegercollectie (800 werken waaronder 150 tekeningen van Egon Schiele) was op bevel van het "depot voor Joodse kunstbezit" bij Würthle geplaatst, op dat moment al geleid door Welz. Kremlacek leidde Würthle tot aan haar dood. In haar testament bepaalde zij dat haar collectie moest geveild worden te voordele van de vereniging "kunstenaars helpen kunstenaars". Ontroerend, was het niet dat onder de 1.991 items van de veiling o.a. twee tekeningen waren uit de voormalige woning van Heinrich Rieger. Rudolf Leopold was recensent van de geveilde objecten. Wij zien hier, zoals in vele andere zaken, opnieuw voortdurend dezelfde namen opduiken.
Het andere deel werd in bewaring gegeven bij Luigi Kasimir, bijzonder actief in het Arisch-maken van collecties, en ook al hoger vermeld. Een deel verkocht hij verder, een ander deel verkocht via Kunsthandlung Halm &Goldmann. Tijdens de teruggavenprocedures verklaarden Kasimir en Welz dat de meest waardevolle werken verdwenen in de plunderingen na de oorlog. De twee kunsthandelaars verdwenen wel een zekere tijd als nationaalsocialisten in de gevangenis.
Wij hebben de tribulaties van Lea Jaray en haar Wally hoger beschreven. Welz „heeft zich niet altijd fair gedragen“, zal Lea Jaray zeggen over de teruggaveprocedure… Wally zit dus vandaag in de Sammlung Leopold.
In 2011 ging in Wenen een internationale Symposium door:  Kunst sammeln – Kunst handeln. De  Historica Monika Mayer, directrice van de documentatieafdeling van het Belvedère en medewerkster van de commissie over herkomstonderzoek, deed er een tussenkomst waar ze aantoont hoe in 1937 nog talrijke Joodse kunstverzamelaars, zoals Bernhard Altmann, Ferdinand Bloch-Bauer, Carl Grünwald, Serena Lederer, Heinrich Rieger of Jenny Steiner prominenten werken van Klimt, Schiele oder Kokoschka ter beschikking stellen voor de tentoonstelling in de  Jeu de Paume en in de Kunsthalle in Bern. Een paar maanden later werden die collecties aangeslagen en hun eigenaars beroofd, verdreven en vermoord.
Honderden van die geplunderde kunstwerken zijn terechtgekomen in Oostenrijkse musea en bleven daar door een geheime politiek van onwrikbaarheid van de kant van de regering. Klimt en Schiele moesten het  nationaal erfgoed promoten. Denk daar maar eens aan als je in het Belvedère of de Leopold rondloopt. Het maakt het zoveel interessanter.

De Rubens van het Kunsthistorisches Museum

Keizer Jozef II
Men zou kunnen zeggen: niets nieuws onder de zon. De keizerin Maria-Theresia en haar zoon Jozef II hadden al een fameus precedent geschapen bij de afschaffing van de Jezuïetenorde in 1773. De Jezuïeten hadden veel Rubens hangen in hun kloosters en kerken. 2500 kunstwerken werden genationaliseerd, alleen al in de Oostenrijkse Nederlanden. Het zal tien jaar duren voor de openbare verkopen ervan zijn afgewikkeld. De Brusselse kunsthandelaar Pauwels stelt voor alles op te kopen. Hij wil de Rubens en Van Dijck voor zichzelf houden, en stelt voor de rest te verkopen in het buitenland. Men weigert zijn voorstel onder het mom van een op te richten  museum. Louis XVI laat een stroman een aantal Rubens kopen. Maria-Theresia en haar zoon Jozef II maken gebruik van een voorverkooprecht.
In 1783 worden ook 163 contemplatieve orden ontbonden. Een ‘Comité de la Caisse de Religion’ beheert 22.000 geseculariseerde werken. Dezelfde stroman Roy koopt de crème voor de Franse kroon. Dit is het begin van het Louvre. De Oostenrijkse vertegenwoordiger Belgiojoso koopt zeven meesterwerken voor Jozef II (Christophe Loir, la sécularisation des œuvres d’art dans le Brabant (1773-1842), éd. ULB, 1998). Die hangen vandaag in het kunsthistorisch museum in Wenen.
Vele grote kunstcollecties ter wereld gebouwd op roofkunst.
In Luik is de revolutionaire schilder Defrance verantwoordelijk voor het transport van een aantal kunstwerken uit de genationaliseerde kloosters en kerken naar Parijs, voor het «Museum de la République». Wanneer in juli1794 Brussel bezet wordt schrijft Carnot : « Haast U… Naar hier met de prachtige kunstcollecties waar dit land van uitpuilt. » Bij de aankomst van de Rubens in Parijs schrijft de schilder Barbier-Walbonne : « c'est au sein des peuples libres que doit rester la trace des hommes célèbres ; les pleurs de l'esclave sont indignes de leur gloire» (LOIR C, p. 140).
Natuurlijk kunnen die onteigeningen door Jozef II en door Napoleon niet op dezelfde noemer gezet worden als de naziplunderingen. Jozef II deed de mensheid een stap vooruit gaan met zijn opheffing van de contemplatieve orden. En de onteigeningen van adel en kerk door de Franse revolutie hebben de productiekrachten een ontzettende boost gegeven.
Ik hoop met deze blog de eventuele bezoekers van het Leopold museum, van de Belvedère en van het Lentos in Linz attent te hebben gemaakt op een aspect waar de Oostenrijkers niet te koop mee lopen: de naziplunderingen van grote Joodse kunstcollecties…

Lees ook

Over de Donauradweg

Over Wenen 

http://huberthedebouw.blogspot.be/2014/11/wenen-tervuren-en-de-secession.html