lundi 10 décembre 2012

Hendrik Conscience leerde zijn volk bastaardvlaams lezen

Hendrik Conscience leerde zijn volk bastaardvlaams lezen

Ensor  Slag der Gulden Sporen 1898 MSK Gent
Ik ben al een paar jaar gegevens aan het sprokkelen over de Gulden Sporen. De discussie in Antwerpen over Pieter De Coninck en Hendrik Conscience spoorde mij ertoe aan om wat ik al had over Hendrik Conscience op een rijtje te zetten.
Bart DeWever bezingt Hendrik Conscience als grondlegger van ‘de Vlaamse identiteit'. Onlangs haalde zowaar  zijn goedendag boven, naar aanleiding van een voorstel om het Pieter De Coninck in A’pen te herdopen:  ‘Als mensen uit de literaire wereld Pieter De Coninck bestempelen als “maar” een romanfiguur om een politiek punt te scoren, tja, waar zijn ze dan mee bezig? Een van de domste dingen die ik in jaren heb gehoord.'
Tom Lanoye diende hem van antwoord:  “Conscience  was oprichter van het dagblad Vlaams België . Niet direct een slogan voor de volgende IJzerbedevaart. Conscience kreeg een Belgische staatsbegrafenis en rechtstreekse subsidie van koning Leopold I. De leeuw van Vlaanderen  van Hugo Claus leek misschien op een slechte aflevering van Monty Python . Maar veel meer viel er niet te maken van die hele Leeuw van Vlaanderen. Historisch gesproken is dat zeer zeker een mijlpaal, maar een groot leessucces zie ik het niet worden bij de twitterjeugd, van om het even welke politieke strekking. Daarvoor is het literair gesproken — ik zal mij respectvol uitdrukken — een hallucinant lachwekkend kutboek” (Ds 04 december 2012).
Lanoye eindigt op een verzoenende noot: “herdoop dat plein in ‘Het Brouwerij De Coninck'-plein. Met de sponsorgelden die dat oplevert kunnen de sociale restaurants van 't Stad misschien alsnog worden uitgebreid in plaats van koudweg opgedoekt”.

Conscience  leerde zijn volk bastaardvlaams lezen, letterlijk vertaald uit het frans.  

Die column van Tom Lanoye was voor mij aanleiding om die subsidies van Leopold I even uit te spitten. Hendrik Conscience werd betaald door onze eerste koning om het  Belgisch nationaal gevoel op te peppen. Een nationaal gevoel dat nota bene practisch vanuit nul moest worden opgebouwd. Hetprinsbisdom Luik   bijvoorbeeld was pas opgedoekt in 1789 en behoorde sedert 843 tot het Heilig Roomse Germaanse Rijk. Luik maakte tot 1815 vrij enthoesiast deel uit van de Franse Republiek en John Cockerill was in 1830 Orangist. En op de eerste dagen van de Brabantse Omwenteling zong men de Marseillaise en wapperde de franse vlag.
Leopold I maakte van elk hout pijlen. Om de vlamingen mee te krijgen was een halve franstalige als Conscience meer als genoeg. Conscience  leerde zijn volk bastaardvlaams lezen, letterlijk vertaald uit het frans.  Op de titelpagina van zijn ‘Leeuw van Vlaanderen’ staat 'Bruges', en français dans le texte!
Het Nederlands van Conscience lijkt bombastisch; het is het niet wanneer men het in het frans vertaalt. Conscience dacht in het frans. Hierbij een paar citaten uit de leeuw van vlaanderen. 
"De ridder die door de bewoners van Wijnendale uit beleefdheid of medelijden ingelaten werd, bevond zich eerst in een vierkante plaats onder de blauwe hemel. Op de rechterzijde zag hij stallen waarin honderd paarden zonder hinder mochten staan; hierbij de mesthopen met ontellijke azende duiven en eenden overdekt".
In het Frans klinkt dat veel beter: "Le chevalier que les habitants de Wijnendale avaient laissé entrer par politesse ou compassion, se trouvait d’abord dans un espace carré sous le ciel bleu. Sur le côté droit il voyait des étables où cent chevaux pouvaient se trouver sans gène; tout près les tas de fumier couvert d’innombrables pigeons et canards picorants".
En ik kan zo verder gaan:
Op de linkerzijde het gebouw waarin de wapenlieden en trosknapen hun huizing hadden, verder in het verschiet lagen de stormtuigen die men in de krijg voerde”.
« A gauche du bâtiment le bâtiment où les soldats et pages avaient leur gîte, plus loin les engins de siège qu’on utilisait dans la guerre ».
Zijn woordenschat komt uit het frans. De beukelaar bijvoorbeeld: “Grote slagzwaarden hingen ook aan hun zadels, en de schildknapen voerden grote beukelaars achter hun meesters”. 
Beukelaer is misschien middeleeuws vlaemsch, maar  De Beukelaer denkt er in 1926 zelfs niet meer aan zijn koekjes Prince een beukelaar in zijn pollen te stoppen, maar‘bouclier’ is nog altijd modern frans.
la mangonie in Luik
En dan is er maceclier: “Deconinck aan het hoofd der wevers had zijn rechtervleugel tegen de Eiermarkt gevestigd, Breydel met het ambacht der Macecliers stond tegen de zijde der Steenstraat” . Onbekend in de dikke Van Dale. Wel in de Dictionnaire du Moyen Français:  MACECLIER, "Boucher" . Met zelfs een citaat uit JEAN D'OUTREMEUSE : “Et tous les mascliers vinrent acourant au hahay. ...se uns maskelier at achateit porc ou vaiche ou buef por ochier, et varlet de cleirs ou de citain le wet avoir, ilh doit donneir à maskelier tant de souls ou de deniers que la bieste auroit esteit achateie. " Ik dacht wel dat men in het middeleeuwse Luik een beenhouwer ‘mangon’ noemde. Wij hebben nog altijd la mangonie ou ‘halles des viandes’. Ik kan voorstellen die te herdopen in halle des maskeliers… "Massacre" avait le sens de boucherie au Moyen Age et le métier de boucher était désigné par les mots maceclier ou macecrier.

Vader Pierre Conscience, stuurman op de vloot van Napoleon, republikein in hart en nieren

Pierre Conscience was gevangene op een ponton
Volgens hetbiographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde van  1888 ging Conscience zich “in het Fransch volleeren te Antwerpen”. In het Fransch volleeren? Hij had een franse vader! Pierre Conscience was stuurman geweest in de keizerlijke marine, op het schip Ville de Bordeaux. De Engelsen hadden hem gevangen genomen en vastgezet op diefameuze pontons. Hij geraakte vrij bij een gevangenenruil en kreeg in A’pen een job als meestergast op een scheepswerf die voor Napoleon boten bouwde voor de ontscheping in Engeland (“een pistool, gericht op het hart van Engeland"). Na Waterlo werd Pierre Conscience er afgedankt en verdiende zijn brood met de verkoop van scheepswrakken (waarschijnlijk de landingsschepen die hij zelf had helpen bouwen). Hendrik was dus van Franse afkomst. Zijn vader was waarschijnlijk een overtuigd republikein. Hoe komt onze brave Hendrik dan in het jonge Belgische leger terecht? Zoals zoveel andere Franse republikeinse ballingen die zich in het jonge belgische leger aanmelden om wraak te nemen?  "Bij het ontstaan der omwenteling van 1830 liet de onbedachte jongeling zich door eenen strijdlustigen Brusselaar overhalen om de wapens op te vatten. Den 28 September 1830 teekende hij als vrijwilliger eene dienstverbintenis voor vijf jaren. Bij zijne wederkomst te Antwerpen, besteedde hij al zijne krachten om van Fransch rijmelaar, die hij was, nationaal volksschrijver te worden. Echter had hij in zijne literarische loopbaan met den meesten tegenspoed te worstelen. Daar hij geene middelen van bestaan had, bezorgde zijn vriend, de beroemde kunstschilder Gustaaf Wappers, hem eene plaats van vertaler bij het provinciaal bestuur; doch om reden zijner Vlaamschgezindheid, was hij spoedig verplicht van dit ambt af te zien. Uit nood werd hij toen hovenier; maar zijne lettergewrochten verwierven dan reeds zooveel bijval, dat het Wappers, die Bestuurder van Antwerpens Academie werd, gelukte, hem op 6 November 1841 tot zijn griffier te doen benoemen. Ook in dit ambt ontmoette de vaderlandsche schrijver allerlei tegenkantingen. Nadat zijn beschermer Wappers van het bestuur der kunstschool had moeten afzien, gaf ook Conscience zijn ontslag op 3 Februari 1854. Het was eene droeve tijding voor de Vlaamsche kunststad Antwerpen, toen het Staatsbestuur den uitstekenden schrijver op 6 Januari 1857 benoemde tot arrondissement-commissaris te Kortrijk. In die afgelegen en eenzame grensstad leefde Conscience, tot hij op 10 September 1868 werd aangesteld als bewaarder der koninklijke museums van schilder- en beeldhouwkunst te Brussel".

een Calimero verhaal

Dit is een Calimero verhaal. De Wever heeft de Calimerotechniek niet uitgevonden. In de Vlaamse mythiek wordt deze pennelikker van Pol I een arme schrijver. Vermeylen doetdaar ook aan mee. "Conscience was 26 jaar. Zijn eerste twee pogingen, Het Wonderjaar en Phantazij , waren niet bijster gelukkig geweest. aan zijn eigen overgeleverd, zat hij van negen tot vier als vertaler in het provinciebestuur, voor een wedde van 40 fr. in de maand, en schreef 's avonds en 's nachts aan zijn boek. Toen echter de eerste twee delen klaar waren, had de onafgebroken arbeid hem uitgeput. Hij liet zijn schamele betrekking varen en werd opgenomen door zijn vriend De Laet, wiens kamer hij delen mocht. Daar kon hij zijn werk voltooien; op het eind van 1838 verscheen De Leeuw van Vlaanderen” .
Conscience begon te schrijven in het Frans maar verkocht niet. Zo switchte hij naar het vlaams. En zonder steun van Leopold en de tsjeven had hij nog niet verkocht. Conscience beschrijft dit in een brief aan G. Eekhoud, brief die wij verder trouwens nog uitvoerig citeren. De beroemde kunstschilder en vriend- mecenas Gustaaf Wappers raadt hem aan kanunnik Van Hemel, superior van het Mechelse kleinseminarie, te contacteren en water in zijn Wonderjaarwijn te doen om de kerk niet te schofferen. De kannunik valt direct met de deur in huis: “wat zoudt ge hiervan zeggen – als dit aan de oren van uw familie kwam, van uw schoonfamilie, om van uw vrouw nog maar te zwijgen?’ Hij las een uittreksel zangspel uit de franstalige periode van Conscience: ‘Satan conuerti, ou plus d’enfer, waarin Satan zegt: “J’ai fait l’amour à des nonnettes / Fraiches comme les fleurs des champs, / Elles disaient: Beau diable, faites, / Mais ne nous faites pas d’enfants.’ ” Conscience valt achterover van verbazing. ‘Ik weet het,’ vervolgde de kanunnik, ‘gij waart soldaat en het was allemaal niet serieus bedoeld.’ ‘Hoe komt ge daaraan? Het is nooit gedrukt,’ stamelde Conscience. ‘Verba volant, scripta manent,’ zei hij, met een zwaar Frans accent. ‘Wat is geschreven, blijft bestaan. En wordt overgeschreven. En nog eens. Tot het op ons bureau ligt. Een priester moet veel weten, juist gelijk een schrijver."
De boeken van Conscience werden toegejuicht maar zelden gekocht, tot de bestellingen van katolieke en staatsbibliotheken hem een zekere financiele onafhankelijkheid gaven. In 1845 werd Hendrik ridder in de Orde van Leopold en publiceerde hij zijn Geschiedenis van België. Ook de eerste vertalingen kwamen uit.
Wikisourcegeeft ons nog een paar andere bronnen van inkomsten« Professeur agrégé à l’université de Gand, membre de l’institut de Leyde, chargé d’enseigner aux enfans du roi Léopold la langue et la littérature flamandes, l’auteur du Lion de Flandre et de l’Histoire de Belgique peut désormais se livrer sans peine à son inspiration ».

Wappers, de kultuurpaus van Leopold I

Ensor België in 1889
Wij komen verder op die chantage terug. Maar eerst even checken wie die vriend Wappers is die hem een kostum leende om hemaan Leopold I voor te stellen. De koning had op dat moment trouwens al ‘het Wonderjaar’ voor iedere bibliotheek van zijn jong koninkrijk doen kopen. ‘Fantasy’  kwam uit in 1837 onder patronage van Leopold I. Een kleine job bij de provinciale archieven verzekerde hem regelmatige inkomsten en in 1838 gaf hij zijn Leeuw van Vlaanderen uit, gevolgd door Jacob van Artevelde (1849) en de Loteling (1850).
Wie was die Gustaaf Wappers die hem een plaats van vertaler bezorgde? Wappers was de 'cultuurpaus' van Leopold I. Hij was een niet onderdienstelijk schilder die zich inspireerde op Eugène Delacroix, een van de grote schilders van de Franse revolutie. Nu spreekt men over Art pompier omdat men zich moeilijk nog kan inleven in die revolutionaire periode. De nieuwe Belgische regering bestelde in 1835 de "Episode van de Septemberdagen van de Belgische Revolutie van 1830." Hij kreeg de opdracht de staat te verheerlijken en benadrukte dit door de Belgische driekleur centraal te plaatsen. Een van de sleutelfiguren van Leopold I, Generaal baron Pierre Emmanuel Félix Chazal staat er ook op, links op een paard. Het is de Belgische versie van “La liberté guidant le peuple” van Delacroix. Hier is het niet de vrijheid die het volk leidt, maar Chazal….
Wappers en Boccacio:ook dat is vlaamse identiteit
Na het succes van de "Episode", werd Wappers hofschilder van Leopold I. In 1840 volgt hij de overleden directeur van de Antwerpse Academie Mathieu van Bree op.
Hij rondt in 1853 zijn succesvolle carrière als portretschilder af in de schaduw van de keizerlijke familie. Daar kan hij het zich permitteren "Boccaccio leest koningin Johanna van Napels de Decamerone voor." te schilderen (te zien in de Bozar).

Waarom interesseerde Leopold I zich aan Conscience ? 

Zelf protestant maar chef van een revolutie dietegen het protestants overwicht van Holland gericht was, moest de koning op eieren lopen met zijn klerus, die hem schoorvoetend aanvaard had om te ontsnappen aan een nog groter gevaar: de Franse invloeden. Iedere verkeerde stap van die koning ketter kon slecht worden geinterpreteerd. Heeft zich in alle bochten moeten wringen om de klerikalen niet tegen het hoofd te stoten. Grote gymnastiek, zowel van de kant van Leopold als van Conscience. Het wonderjaar 1566 was een heikel thema. Ik reserveer dit voor een volgende blog. Hierbij toch een klein voorproefje, dat moet goesting geven om zo  snel mogelijk dit boek te lezen. De onsterfelijke (because academie française) Saint-René Taillandier   vat het dilemma van Conscience en Pol deeerste als volgt samen : de Spanjaarden van Alva zijn zeker antipatiek; maar spreiden de Belgen door  die te bevechten niet het bed voor het  protestantisme?  "Dans l’Année des Miracles (Wonderjaer) Conscience veut exalter le patriotisme et défendre en même temps la vieille religion du pays. Il choisit une époque où les conquérans de la Flandre sont aussi les soldats du catholicisme. Les Espagnols du duc d’Albe sont certainement bien odieux; cependant, en frappant l’ennemi, les Belges feront-ils cause commune avec le protestantisme? Vont-ils confondre dans une même haine les bandes insolentes de l’Espagne et les institutions catholiques? Telle est l’inquiétude du conteur, telle est la grave et tendre inspiration de son récit. Quand la révolte éclate, les émeutes sont décrites avec vigueur, et le ravage des églises par les hérétiques fournit au conteur d’admirables épisodes. Je crains que la théocratie belge, s’emparant du jeune écrivain, ne défigure bientôt les naïves inspirations de son ame ».
Saint-René Taillandier maakte zich in 1848 zorgen omdat de belgische theocratie dit pril talent zou verminken. Dit is geen paranoia als men ziet welk potje er onze ‘historicus’ Bart Dewever 150 jaar later van maakt. Die schreef over dat Wonderjaar: “Wat in het collectief geheugen overblijft, is niet het belastingconflict, maar wel de heroïsche strijd van een onderdrukt en verpauperd volk tegen de vreemde overheerser. Het beeld dat ons uit romans van Hendrik Conscience (onze belangrijkste schrijver die gisteren onder zeer bescheiden belangstelling 200 kaarsjes uitblies), Charles de Coster en Louis Paul Boon werd overgeleverd. Niets dat zo hard in het collectief geheugen blijft hangen als de militaire repressie van een hongeroproer van de onderklasse. Veel meer dan de basis van zo'n historische omwenteling die vooraf wordt gelegd door de ondernemende middenklasse(Ds 4 december 2012).  Bart, het is niet omdat ge voor Voka rijdt dat ge de Geuzenopstand moogt herleiden tot een opstand van de ondernemende middenklasse!
Conscience en Leopold I moeten dus koorddansen op een slappe koord  en de kool en de geit sparen. Henri Conscience, ‘Conservateur des Musées Royaux des Beaux-Arts’ beschrijft dit prachtig in een
Wappers kreeg opdrachten van Leopold I en omdat beiden vrijmetselaar waren, gingen zij op zeer vertrouwelijke voet met elkaar om. Wappers vatte dadelijk vriendschap voor mij op; ook hij wilde de Vlamingen uit hun lange geestesslaap wekken. Hij zorgde ervoor dat de koning mij in zijn paleis te Brussel ontving en mij eerst een hulpgeld gaf, en vervolgens de opdracht tot het schrijven van een Geschiedenis van België. Toen Wappers directeur van de Academie werd, werd ik griffier van de school. Het was de eerste betrekking die mij toeliet om in mijn vrije uren te schrijven. Dat alles maakte van mij echter geen rijk man. Van mijn eerste boek, In ‘t Wonderjaer, en van De Leeuw van Vlaenderen waren een paar honderd exemplaren verkocht. Daar komt bij dat ik pas getrouwd was – tot dan toe had mijn schoonvader mij de hand van zijn dochter geweigerd omdat ik geen vast werk had – en dat mijn vrouw, daarin hartelijk gesteund door haar familie, neigde naar een levenswijze die wij ons in feite niet konden veroorloven. Intussen bleef Wappers mij de hand boven het hoofd houden door van mijn boeken een groot aantal exemplaren aan te kopen voor de bibliotheken van ‘s lands -lach niet! – gevangenissen. Maar Wappers kreeg te horen dat kanunnik Van Hemel superior van het Mechelse kleinseminarie dwars lag. Deze had al de schooluitgave van Reinaert de Vos door Jan Frans Willems gesaboteerd, tot Willems bereid was de inhoud aan te passen aan de eisen van de christelijke moraal. ‘Van Hemel is koleirig omdat gij in ‘t Wonderjaer van de geuzen de goeden hebt gemaakt en van de Spanjaarden de slechten. Hij wil daar met u komen over klappen. Ge verstaat toch wat ik wil zeggen?’ vroeg Wappers, die mijn verbijstering voor onbegrip hield.‘Dat ik mijn boeken moet herwerken,’ zei ik.
De vrijheid was en is mij lief – diende ik om harentwil niet vanaf de Omwenteling van 1830 tot 1836 in het Belgisch leger? En bezong ik ze niet in het Wonderjaer en de Leeuw? Alleen, ik wilde schrijven. ‘Gij moet met die mens gaan spreken,’ vond mijn vrouw Maria. ‘Ik val nog liever dood,’ zei ik. Thuis vond ik de slaapkamer op slot. Van Hemel schreef mij. Ik antwoordde per kerende.
Chokri Ben Chikha 'Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen’.
De kanunnik wist dat ik het, mijn verdiende succes ten spijt, niet gemakkelijk had – op financieel vlak: ‘Tot hier toe is er altijd gesproken van een aankoop van uw boeken voor de gevangenissen. Dat zijn veel boeken. Maar er zijn nog andere instituten waar men leest. Mijn eigen school heeft vijfhonderd studenten. En ik ken directeurs van andere scholen… Het is plezant een groot schrijver te zijn en honderd boeken te verkopen. Maar het is nog veel plezanter een groot schrijver te zijn en er duizend te verkopen. Wilt gij uw boodschap niet naar de mensen brengen – onze eigen Vlaamse en christelijke mensen, die op u zitten te wachten? Waarom zijt Gij als zoon van een Fransman anders in ‘t Vlaams gaan schrijven? Gij wilt de Vlamingen hun taal en hun trots teruggeven. Dat is schoon. Maar wat zijn ze met uw Leeuw als gij hun niet laat zien hoe zij vandaag moeten leven? Wat verwacht gij dat ze hiervan vinden?’ Hij las voor: ‘Jan Breydel streelde het moordstaal met meer liefde dan of hij zich op de zachte boezem zijner bruid had verlustigd! En hier,’ zei hij, ‘in uw Wonderjaer: “Zacht wijkt de kuise Geertrui voor het vuur van haar minnaars hart dat door haar kleed heen begint te gloeien” – gij durft nogal! Dat is gewoon … por-no-gra-fie.’‘Wat is dat, eerwaarde?’ Ik wist het werkelijk niet. ‘Vuilschrijverij. Van het Grieks pornos, vuil, en grafein, schrijven. Maar gij – gij kunt dat veranderen. Ge laat dien boezem weg en ook dat van dat vuur, dat door die kleren… euh, te zien is. En andere dingen van dien aard. Als ge wilt, kan ik u daar een lijst van maken.’ ‘ Ende geuzen dan? Ik bedoel, ze hebben mij gezegd dat gij vooral gebeten waart op de geuzen in ‘t Wonderjaer.’‘Aha, in uw Wonderjaer is ‘t van de geuzen hier en de geuzen daar, alsof dat onschuldige bloeikens waren, en van de Spanjaarden spreekt ge niks dan kwaad. Dat de Kerk en de Spanjaard wreed waren voor de protestanten, en dat de Spanjaard onze onafhankelijkheid heeft afgepakt – dat is juist. Maar moet ge dat vandaag, nu het liberalismus en de franc-maçonnerie hoogtij vieren, aan de mensen vertellen?’ ‘Eerwaarde, gij zijt het die betaald wordt om de mensen vroom te houden. Ik heb daar niks mee te maken.’ ‘Mijn zoon, gij hebt groot ongelijk’.
Eugeen Hermans, alias Pink
Ik moet u bekennen, Eekhoud, ik ben geen moedig mens. Er kwam een woede over mij alsof ik Jan Breydels bijl in mijn hand hield. Ik zei: ‘Eerwaarde, het zou voor mij gemakkelijk zijn te zeggen: ‘t is goed, ge hebt gewonnen. Maar als gij geen gebroken armen en benen wilt oplopen, kunt ge nu het best vertrekken.’ Ik riep: ‘Mariake, kanunnik Van Hemel moet zijn trein halen. Wilt gij hem het gat van den timmerman wijzen?’ En tegen hem: ‘Gij zijt nog niet weg, of ik zie u al niet meer.’ Maria bleef mij de toegang tot de slaapkamer ontzeggen. Wappers zei: ‘Henri, misschien zijn Vlaamse boeken tout court in de huidige omstandigheden belangrijker dan Vlaamse liberale boeken.’ Drie dagen stuurde kanunnik Van Hemel het eerste deel van De Leeuw. Hier en daar was met rode inkt een regel doorgehaald; ik telde er hooguit veertig, op een paar honderd bladzijden. Dezelfde dag hoorde ik dat mijn vrouw in verwachting was.’ Om middernacht was mijn brief aan Van Hemel klaar. Onze zoon Hildevert werd pas veertien maanden later geboren. Had Maria gelogen op aanraden van haar biechtvader? Ik wilde het niet weten.
Soms denk ik dat onze letterkunde – de Vlaamse – er zonder de bemoeienissen van kanunnik Van Hemel ánders had uitgezien. Ik vraag mij af of ik niet liever boeken had geschreven die mij thans niet met twijfel vervulden’.

Besluit

Alleen al de verontwaardiging die veertig jaar later nog doorklinkt in die brief van Conscience is een aansporing om zijn ‘Wonderjaar’ eens door te nemen. Hij is misschien broodschrijver, maar ook een groot schrijver met een aantal principes. Maar het is niet eerlijk hem voor te stellen als de grondlegger van een ‘Vlaamse’ identiteit. Hij is vooral een pion geweest in de kultuurpolitiek van Leopold I.  Trouwens, wat is die Vlaamse identiteit? Op de Brugse Breydelfeesten van 1887 hebben katholieken, liberalen en socialisten het standbeeld op de Brugse Grote Markt elk afzonderlijk ingehuldigd. In 1902 waren er in Kortrijk niet minder dan vier aparte Guldensporenherdenkingen. Voor de katholieken moesten de manifestaties van het herdenkingsjaar de vaderlandsliefde versterken en op die manier de Belgen, ‘Walen zoowel als Vlamingen’, verenigen in hun strijd ‘tegen den gemeenen en inwendigen vijand, het wereldburgerlijke socialismus, dat vernieling heet van eigendom en eigen heerd, van godsdienst en vaderland’. In 1900 had August Vermeylen gesteld dat 1302 geen episode ‘uit een rassen-, maar uit een klassenstrijd’ was. De katholiek Duclos stelde dat de Guldensporenslag ‘geen strijd van volk tegen adel’ en ook ‘geen strijd tusschen werk en kapitaal’ was. Die laatste strijd bestond niet, zo betoogde hij, want ‘sedert lang was dit vraagstuk opgelost, door het wettig bestaan van gilden en neringen. De onhebbelijke eischen zullen slechts alsdan stille vallen, wanneer de gilde of corporatie weder zal ingericht zijn, in eenen vorm, die past op onzen tijd’. De Wever kan natuurlijk zeggen zoals Duclos dat de “strijd tusschen werk en kapitaal” niet bestaat en een uitvinding is van slechte vlamingen. Of zijn licht even opsteken bij de kultuurpolitiek van Leopold I…

Biblio

http://janlampo.com/category/wappers-gustaf/ Brief van Henri Conscience Conservateur des Musées Royaux des Beaux-Arts aan Mijnheer Georges Eekhoud, Letterkundige - 9 juillet 1881
http://www.dbnl.org/tekst/bran038biog01_01/bran038biog01_01_0934.php J.G. Frederiks en F. Jos. van den Branden, Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde. L.J. Veen, Amsterdam 1888-1891
http://fr.wikisource.org/wiki/De_la_renaissance_flamande_en_Belgique Saint-René Taillandier, De la Renaissance flamande en Belgique. — Le Romancier de la Flandre. — Henri Conscience, Revue des Deux Mondes, tome 1, 1849 (pp. 8685).
http://www.knhg.nl/bmgn2/B/Billen__C._-_1302_Revisite._1302_Herbekeken.pdf P. C. M. HOPPENBROUWERS,  1302-2002. De Guldensporenslag en zijn nagalm in de moderne tijd
http://www.dbnl.org/tekst/vers059aans01_01/vers059aans01_01_0001.php Tom Verschaffel, ‘Aanschouwelijke Middeleeuwen. Historische optochten en vaderlandse drama's in het negentiende-eeuwse België.’, Theoretische Geschiedenis 26 (1999)

1 commentaire:

Unknown a dit…

De brief van Conscience aan Eekhoud die u citeert, is geen echte brief: het is een verhaal (fictie dus) dat ik in 1995 schreef om mee te doen aan een verhalenwedstrijd. Het is mijn interpretatie van de feiten.


Hartelijk,

Jan Lampo.