vendredi 21 août 2009

Noord Ierland (eerste deel)

Ik geniet van een reis drie keer: de voorbereiding; de reis zelf en een derde keer nagenieten met het schrijven van een reisverhaal.
Maar dit reisverslagje is ook een klein monumentje voor het verliefde koppel dat wij in Ierland hebben zien trouwen. En een knipoogje naar de gelukkige ouders Leo en Marie Jeanne. Hun geluk en inzet voor die trouw was zo aanstekelijk dat wij niets anders konden dan de oversteek maken.
In juli 2009 is Lieve Hertogen in het huwelijksbootje gestapt met haar Ierse zeeman Ross, in Grey Abbey, een dertigtal kilometer onder Belfast. Sinds Ryanair kan het Kanaal en de Ierse Zee voor de nonkels en tantes Hertogen geen excuus zijn om dit trouwfeest te missen. En tenslotte wil iedereen ook eens met eigen ogen zien in welke omgeving het jonge paar - en hun kroost - zullen leven.
Het feest zelf is een ideale kennismaking met de familie en vrienden van het jonge paar. Daarom niet direct allemaal « locals »: Lieve en Ross zijn alle twee wereldburgers. Een vriend is voor het feest overgevlogen uit Australië. En een paar andere paraderen in authentieke kilts. Wie denkt dat onder een kilt onvoorwaardelijk een Schot schuilt, moet opletten met dergelijke veralgemeningen: een van die mannen in kilt is van Noord Ierland. Hij is een van de vele afstammelingen van de Schotten die naar Ierland zijn overgestoken.
Vanuit Donaghedee, waar Ross en Lieve een huisje hebben gekocht, liep al in 1616 een ferry naar Portpatrick in Schotland. De uurrooster was niet vast: er moeten minimum een dertigtal passagiers zijn. Maar die overzet was toch goed voor een zevental oversteken per week. Lieve heeft een jaar in Schotland gewerkt, en heeft daar haar Ross ontmoet. Hun liefde stond dus als het ware in de sterren geschreven.
Het heeft trouwens geen haar gescholen of men kon te voet van Ierland naar Schotland. 60 miljoen jaar geleden vormde een vulkaanuitbarsting de Giant Causeway, vandaag werelderfgoed. De basaltstroom stolde in grote zeshoekige vormen. Er is niet veel verbeelding nodig om daarin een dam te zien waarlangs reuzen van Ierland naar Schotland trokken. Of Ross naar zijn Lieveke…
Donaghedee heeft, naast die ferry, trouwens nog andere historische troeven. Grace Neill's is « the oldest pub in Ireland », met certificaat van de Guiness. Niet de Guiness van het bier, maar het Boek van de records. Het opende in 1611 onder de naam 'King's Arms'. Achter de historische pub schuilt een van de beste restaurants van de streek. Dat kan de familie Hertogen bevestigen, want daar had Leo afspraak gegeven de dag na het feest.
Het feest is georganiseerd in een tent in Greyabbey. En ook het officiële huwelijk zelf. 95% van de Noord Ieren trouwt in ‘zijn’ kerk en deze huwelijken zijn rechtsgeldig. Het is dan ook nog maar eerlijk dat voor de vijf procent die alleen voor de wet trouwt de schepen zelf ter plaatse komt. Ook voor onze ambtenaar van de burgerlijke stand een niet alledaagse gebeurtenis, en de gelegenheid om in een pakkende tekst haar ideeën over wat het huwelijk kan zijn in de XXI eeuw te ontwikkelen.
Dit gezegd zijnde, het zou me niet verwonderen was het trouwboek een basis voor de nog altijd aanwezige discriminatie tussen wat men protestanten en katholieken noemt. Op het continent gebruikte een interim-bureau de melding BBB – Blanc Bleu Belge – om werknemers van vreemde afkomst te selecteren. In Noord Ierland weet men al genoeg als de man of vrouw in het protestantse Shankill Road, of in het katholieke Falls Road of de Bogside woont. Maar waar het adres niet volstaat, geeft het trouwboek onmiddellijk uitsluitsel.
Maar laten wij niet met het moeilijkste beginnen. De kortste weg om de Noord Ierse realiteit te benaderen loopt langs de maag.
Pubfood, Irish Stew en speenvarken
Wij krijgen de avond van aankomst een goede inleiding op het Ierse pubfood in de Wildfowler, een van de enige pubs in Grey Abbey. Op een voorwaarde: dat wij voor 21 uur zouden bestellen. Dat was op de valreep: na ons bezoek aan Dublin verloren wij zeker een uur in de opstoppingen bij het buitenrijden van de stad.
Een pub waar op een subtiele manier het publiek geselecteerd wordt: tatoos en piercings niet gewenst. Maar voor de rest interessant, en daarom ook aanbevolen in de Trotter. Pubfood is geen junkfood!
Een must in die pubfood is de Irish Stew. Een soort Vlaamse karbonaden, maar met lamsvlees en vooral een grote proportie aardappelen en wortels.
De volgende dag klimmen wij op het feest culinair een trapje hoger. Op het menu stond speenvarken en lam, uren gebakken in een mobiele oven.
Maar daar stopt de Ierse keuken natuurlijk niet. Onze B&B zweert bij Angusrund. Onze saucissen bij zijn Ierse breakfast zijn als het ware direct uit een dikbil gesneden: zijn zoon heeft een boerderij van producent tot verbruiker. Zijn gegrilde tomaatjes komen direct uit zijn serre. Op onze laatste morgen serveerde hij ons zijn eerste zoete tomaten. Ik had bijna gedacht dat hij ze gesuikerd had. Voor wat hoort wat: ik vertel hem van het bestaan van de tomaat « cœur de bœuf », een grote tomaat in de vorm van een ossehart. Ideale begeleiding bij een Angusbiefstuk.
Noorse kreeft uit Portavogie
Het haventje van Portavogie, een paar kilometer van bij Lieve, is gekend voor zijn kreeft. En dit is geen fake voor toeristen. Het is een haven waar nog gewerkt wordt, met roestige schepen: alles behalve een ansichtkaartje. Sommigen betreuren het beton dat het pittoreske haventje heeft vervangen, maar dat is de prijs die vandaag voor de vis moet betaald worden. Maar wij kunnen niet uit eigen ervaring vertellen hoe de kreeften smaken: wij kwamen er toe op dinsdag, wanneer het enige restaurant van het dorp gesloten is. En om volledig te zijn: het gaat hier over Noorse kreeft. Maar daar kan een wereldburger toch niet moeilijk over doen.
Ik had gelezen dat in het Lough Neagh, boven Belfast, iedere nacht tonnen paling worden bovengehaald. Ze vissen er met lijnen van een kilometer, met honderden haken. Ik heb in een vorig leven, in mijn studententijd, als jobstudent honderden manden paling in mootje gesneden, in de Siphon (zie foto hierlangs), een van de bekendste palingrestaurants van de Oostkust. Ik heb dan ook een van mijn tafelgenoten de pieren uit zijn neus gehaald om te weten waar die paling kon verorberd worden. Het antwoord is: in Damme misschien, maar niet in Ierland. Ze lusten daar geen paling; de vangst wordt praktisch integraal uitgevoerd! Ze weten niet wat lekker is. Bij mij moeten ze niet meer komen klagen over hun Great Famine! Wie voor paling zijn neus ophaalt moet maar patatten eten!
Ierse maneschijn
Voor wat de drank betreft heb ik van het trouwfeest geprofiteerd om een marktonderzoek te doen naar de toekomst van de cider. Deze met appelen gebrouwen drank was rond 1900 de basisdrank in heel het Verenigd koninkrijk en in grote delen van Frankrijk. En jawel, net als in Bretagne of Normandië verliest de cider veld. De pils vloog de frigo uit. Maar de cider bleef staan. Zelfs de Guiness laat het afweten tegen de wereldwijde opmars van de pils.
A propos, de Guiness laat bij elke slok een kring na op het glas. De Ier laat een achttal kringen na. De Amerikaan een 25. Ik stel vast dat ik op dat vlak dicht bij de Ier sta.
Wij zijn tenslotte in het vaderland van de whiskey, en vader Phil had dan ook voor een fles Bushmills gezorgd. De oudste whiskeystokerij van de wereld: 1608. Op een boogscheut van Donaghedee. Voor ons een aanmoediging om een paar dagen later die stokerij te gaan bezoeken. Ze maken niet veel tamtam van de manier waarop hun alcohol wordt verkregen. In De smaak komt eigenlijk van het vat: de Ieren kopen oude sherry, porto en bourbonvaten op, waarin de whiskey tot vijftien jaar rijpt. Na drie keer wordt het vat verkocht aan de tuincentra. Maar ondertussen is dat vat honderd jaar oud: drie maal vijftien jaar in de whiskey, en evenveel tijd in de sherry. Zou je daarin durven geraniums planten?
In Schotland echter wordt de malt gedroogd boven turfvuur, wat een typische turfsmaak geeft aan hun whisky (zonder e). Vader Phill belooft ons bij de eerste gelegenheid een fles van de enige Ierse turfwhiskey te laten geworden.
De Ierse whiskey wordt drie keer gedistilleerd. Er hangt zoveel alcohol in de lucht dat zelfs GSM’s bij het bezoek verboden zijn. Die driedubbele distillatie levert 57° alcoholgehalte op: teveel om op flessen te trekken. Het brouwsel wordt aangelengd met water bij het bottelen. Wie een Bushmills onversneden wil proeven kan proberen een Bushmills 1990 Bourbon cask 57.5% vast te krijgen. Het toevoegen van water zou eventueel een turfsmaak zou kunnen verklaren aangezien overal in Ierland het leidingwater er een zware (bos)grondsmaak heeft. Maar ja, het water is er (voorlopig) nog gratis. Dat zou er nog maar aan mankeren, met al het water dat uit de lucht valt. De Wc’s hebben dan ook een « chasse » van 15 liter.
Maar de Ierse Republiek wil in het kader van zijn crisisplan het water doen betalen. Ze hebben wel een probleem: er zijn niet eens watermeters…
Vader Leo en Phil verhogen de waakzaamheid als het gerucht loopt dat er illegale whiskey op tafel zou komen. De aantrekkingskracht van de Poteen of Poitin (letterlijk 'kleine pot', voor de distilleerkolf waarin het spul wordt gebrouwen) is waarschijnlijk, net zoals bij drugs, voor een deel te wijten aan het plezier van het verbodene. Die illegale whiskey wordt gebrouwen bij maneschijn in afgelegen streken zoals de Connemarra.
Net als bij de drugs is het onwettelijke omgekeerd evenredig met kwaliteit. De Ierse maneschijners (moonshiners) gebruiken zowat om het even wat kan gisten als basismateriaal. Wie zegt dat de poteen op basis van aardappelen is heeft de prijs van de aardappel nooit van dichtbij bekeken. De Ieren zijn weliswaar aardappeleters, sinds Sir Walter Raleigh ermee begon in Cork in 1589, om er zijn Ierse lijfeigenen nog goedkoper mee te voeden als dat al het geval was. De patat was werkelijk de basis van de voeding geworden, zodat een aardappelplaag in 1845-1849 een ware hongersnood meebracht in Ierland, met 1 miljoen doden en 1 miljoen uitwijkelingen.
Maar daarom gaat men er nog geen poteen mee stoken. Behalve misschien met de schillen. Patatten bevatten maar 15-18% gistbaar materiaal terwijl graan tot 50-67% kan gaan. 10 kg patatten zijn dus goed voor 1 liter alcohol terwijl uit 10 kg graan 4 liters kan gepuurd worden. Maar onafgezien daarvan wordt veel van die poteen waarschijnlijk gebrouwen op basis van alle soorten plantenafval zoals melasse enzovoort.
Turf en Bog
Lieve en Ross wonen dus in Donaghedee, aan de voet van een schiereiland. Zij zitten op honderd meter van de kust van de Ierse Zee, waar Leo als een dief in de nacht stenen gaat pikken om de tuin van zijn dochter aan te leggen.
Hij zal, zoals elke Ier, ook moeten leren turfgraven. Misschien kunnen ze hem in de Peel nog uitleggen hoe dat gaat. Anders neemt hij maar een boek van Theun de Vries. Ross en Lieve hebben centrale verwarming, maar in hun living branden zij, bij de grote gelegenheden, turf in hun open haard. Dat is volgens Leo moeilijk aan te steken, en het stinkt. Maar dit illustreert dan maar weer de grote wet van de psychologie: wat de mensen associëren met gezelligheid krijgt ook een positieve betekenis. Eigen scheten rieken niet. Dat moeilijk aankrijgen van turf heeft alles te maken met de capaciteit van dit materiaal om water op te nemen: negen maal zijn eigen gewicht.
Wij zijn trouwens op de terugweg naar Dublin in de Bog of Allen gepasseerd: een van de grootste nog bestaande turfgebieden. Die worden nu massaal afgegraven door elektriciteitsmaatschappijen. De techniek is dezelfde als in de Peel, alleen gebeurt dit nu met enorme graafmachines. Dit levert een desolaat bruin landschap op, doorsneden met kanalen die een deel van het water laten afvloeien in een schuimend bruin sopje. Wie in de Hoge Venen heeft gewandeld weet waar ik over spreek.
Na een tijd scheppen machines dit op een soort droogbedden. Maar ondanks dat zit er nog 60% vocht in de turf die wordt afgevoerd naar de elektriciteitscentrales, waar die verder wordt gedroogd met de restwarmte van de centrales.
Sommige verenigingen ijveren voor het behoud van die bogs. Zij worden trouwens massaal gesponsord door de Nederlanders, die zich misschien op die manier een goed geweten willen kopen omdat zij in Holland zelf zowat alle turf hebben afgegraven.
Maar die groene jongens jagen de Ieren ook tegen zich in het harnas doordat ze geen onderscheid maken tussen die centrales en de Ier die een eeuwenoud recht heeft om zijn turf te gaan steken. Op gezette tijden trekt heel de familie naar het bog om zijn turf op te doen. Dat moet zowat te vergelijken zijn met de Italianen die hun tomaten op flessen trekken, ambiance incluis.
Strangford Lough en Kearney
Lieve en Ross hebben voor het feest in Grey Abbey een aantal cottages afgehuurd, ingericht in een vroegere boerderij. Daar komt trouwens de tent te staan.
Wij zitten een paar honderd meter verder, in de B&B Trasnaghhouse, met een prachtig zicht op het Strangford Lough. Deze baai is ooit uitgeslepen door een gletsjer. Nu groeien er palmbomen.
Dat Lough geeft uit op de zee via een nauwe geul: de Narrows. De getijdenstroming van de tonnen water die bij eb en vloed de Lough in- en uitstromen is er zo sterk dat er in 2007 Portaferry het eerste commerciële getijdencentrale kon gebouwd worden. In het midden van de Narrows staat een soort modernistische aanlegsteiger waarvan wij ons afvroegen waar dat voor diende. Onder die steiger zit een turbine die stroom genoeg levert om 1.000 huizen van stroom te voorzien, met een veel kleinere impact op het milieu als getijdencentrales zoals die op de Rance in Bretagne waar een dam het water naar de turbine leidt.
Vroeger stonden langsheen het Ardsschiereiland 82 windmolens, waardoor het de naam “Klein Holland” kreeg. Helemaal op de punt, bij Portaferry, staat trouwens nog de romp van een van die molens. Wie een frisse neus wil ophalen moet absoluut naar boven klimmen. Hij krijgt er nog een prachtig zicht op het Lough én de Ierse Zee als premie bij.
Wat mij verwonderd is dat die elektriciteitsbarons hier nog geen windmolens neergeplant hebben. Maar dat komt waarschijnlijk nog wel!
De abdij Grey Abbey
Greyabbey is en charmant eenstraatdorpje, met een tiental antiquairs en een pittoreske pub. Maar van de abdij Grey Abbey zelf blijft alleen nog een ruïne over, en je zoekt in het dorp met dezelfde naam vergeefs naar een wegwijzer. Eigenlijk geen toeval: Ierland is een kolonie, waar de veroveraar alle sporen van de vroegere beschaving heeft uitgewist.
Cromwell heeft er met zijn ironheads alle Ierse kastelen en abdijen afgebrand, en wat hij eventueel had laten staan is door de Ieren zelf in brand gestoken. De tactiek van de verbrande aarde is geen monopolie van de Russen!
Markiezin Londonderry en Mount Stewart
Grey Abbey is zoals vele andere domeinen door de Engelse koning cadeau gedaan aan een Engelse Lord. De Stewart familie kocht het domein in 1744. In 1789 verkregen de Stewarts de titel Baron Londonderry, in 1795' Viscount Londonderry', in 1796 Earl of Londonderry en tenslotte in 1816 Markies. Maar titels zijn niet alles: de derde Markies Charles huwde in een tweede huwelijk Lady Frances Anne Vane-Tempest, een van de rijkste erfgenamen van haar tijd. Deze bouwde het kasteel zoals wij het nu kennen. De vierde markies huwde de weduwe van Viscount Powerscourt en ging daar wonen. Een van de mooiste tuinen van Ierland, vlak bij Dublin. Wij zijn er spijtig genoeg niet geraakt: wij zijn te lang in Ulster blijven plakken. Mount Stewart blijft er wat verlaten bij liggen tot de vrouw van de 7de Markies besluit haar tijd te vullen met er een prachtige tuin aan te leggen. Zij werd daarbij bijgestaan door Gertrude Jekyll, die meer dan 400 tuinen aanlegde in de Engelse cottagestijl. En door een twintigtal oorlogsinvaliden. Wij schrijven 1918.
Lady Londonderry had een « striking sense of humour ». Een juweeltje is de Mairi Garden, opgedragen aan haar dochter Mairi.
Mary, Mary, quite contrary,
How does your garden grow?
With silver bells, and cockle shells,
And pretty maids all in a row.
Dit kinderrijmpje
staat in schelpen in de rand van een fonteintje, bekroond door een prachtig kindje. Daarrond, silver bells (campanulas) en Pretty Maids (saxifraga). En het geheel groeit « quite contrary » in contrast met de formele tuinen erlangs. Een aantal planten van de Italian garden zijn in Gent gekocht in 1923.
Die « striking sense of humour » heeft wel een dubbele bodem. De hagen van de Shamrock Garden zijn bekroond met prachtige en originele topiary, met als hoogtepunt een 4.5 meter hoge harp. Maar het centrum van de tuin is de rode hand van Ulster. Wat kun je anders verwachten van een markies die de titel Londonderry voert? Een heel programma: Derry is de eerste koloniale inplanting in Ierland geweest, en noemde sindsdien Londonderry. Vandaag nog is die naam gebruiken op eieren lopen. Derry of Londonderry of London-Derry. Vanwege dat streepje spreken sommigen van stroke-city. Maar stroke betekent ook slag of stoot. Over die rode hand in de Ulstervlag wordt een sprookje verteld. Er was een wedstrijd om te weten wie koning zou worden van Ierland. De eerste die met zijn hand de grond raakte over de streep zou koning worden. Een van de kandidaten kapte zij n eigen hand af en gooide die over de streep. Maar ik kan mij moeilijk van de indruk ontdoen dat de kolonialisten als intimidatie de deurstijlen van de onafhankelijkheidsstrijders merkten met die rode hand.
Waar zit die humor dan, hoor ik je vragen, en die dubbele bodem? Het Dodo Terrace staat vol met dierenbeelden zoals de -uitgestorven – dodo, dino’s, krokodillen, eenhoorns, honen. Het pronkstuk is de Ark van Noë. Zogezegd familievrienden die van de Lady een bijnaam kregen. In feite gaat het om de Ark Club, het bastion van het Unionisme. De Markies verzette zich als een duivel in een wijwatervat tegen de Home Rule, en vond in Winston Churchill een gehaaid medestander.
Het familiekerkhof, Tir Nan Og, maakt ook deel uit van het park. Edith, Lady Londonderry, stierf in 1959, na in 1955 de tuinen aan de National Trust te hebben gegeven, waardoor zij gerust voor eeuwig kon inslapen: de tuin was in goede handen. De National Trust is een typisch Engels verschijnsel dat wel ergens een kwaliteitslabel is. Haar enige kind Mairi was ook niet zo contrary: zij gaf het huis en zijn inhoud aan de Trust in 1977.
Vandaag is het domein als enige in Noord Ierland voorgesteld als Werelderfgoed.
De trust beheert ook landschappen, soms op een uiterst discrete manier. Zo komen wij op de top van het schiereiland, in Portaferry, terecht op de Nugent’s woodwalk. Deze prachtige wandeling, in een oud bos langs het Lough, maakte vroeger deel uit van de Nugent's Estate. Een pad met kortgesneden gras volgt de flanken van het Lough, langs eeuwenoude bomen. Discreet landschapsbeheer: de Trust spreekt er op zijn site bijna niet over, en voor de toeristische dienst van Portaferry bestaat die wandeling zelfs niet.
De Trust doet ook prachtig werk een paar kilometer verder, waar zij het vissersdorp Kearney beheert en restaureert, et hier ook weer een prachtige wandeling langs de kust, op een kort gesneden graspad. De discretie van de Trust wordt hier overtroffen door Tomtom die verstek geeft en Kearney niet erkent.
Die National Heritage Trust is trouwens ‘incontournable’: wij ronden ons bezoek aan Belfast af met een bezoek aan een pub die door de Trust is gerestaureerd: de Famous Crown Liquor. En het landschap van de Giant Causeway is beheerd door – jawel – de Trust.
De weg naar het brein gaat langs de maag. Wij hebben de Ierse realiteit benaderd vanuit het pubfood, de paling van het Lough Neagh, de poteen in de maneschijn, de reuk van de ‘peat’, de Noorse kreeften van Portavogie en de humor met dubbele bodem van Lady Londonderry.
Rampentoerisme
Nu wordt het stilaan tijd om wat dieper in te gaan op de sociale realiteit.
De Ieren hebben de kunst om van ongelukken en rampen toeristische attracties te maken. Er zijn ontelbare Famine museums. Als ik morgen in Outremeuse met het voorstel op de proppen kom om een choleramuseum te openen word ik gek verklaard. In Ierland vinden zij dat normaal.

In Belfast heb je de Titanic tour. Als bij ons de Herald of Free Entreprise kapseisde veranderde de rederij Thowsend Thoresen haar naam in P&O. In Ierland zouden ze er zich op roemen die te hebben gebouwd.
In 67 begon de zoveelste republikeinse opstand. Gedurende jaren lag alle openbare leven stil. Honderden huizen werden in brand gestoken en tientallen mensen gedood. De Ieren maken er een toeristische attractie van: je kunt in Belfast met de « black taxis » een political Tour maken.
Dit wordt dus het vertrekpunt van ons tweede deel van dit reisverhaal.

Aucun commentaire: