vendredi 11 septembre 2009

Ierland II: Famine museum, Titanic Troubles en authentieke Black Taxi Tours

De Ieren hebben de kunst om van ongelukken en rampen toeristische attracties te maken. Er zijn ontelbare Famine museums. Als ik morgen in Outremeuse met het voorstel op de proppen kom om een choleramuseum te openen word ik gek verklaard. In Ierland koesteren ze hun ongeluk.
In Belfast heb je de Titanic tour. Als in Zeebrugge de Herald of Free Entreprise kapseist, verandert de rederij Thowsend Thoresen haar naam in P&O. In Ierland roemen ze er zich op de Titanic te hebben gebouwd en in Derry kun je een Titanic Tour doen: een havenrondvaart met als hoogtepunt de werf waar deze schuit is gebouwd.
In 67 begon de zoveelste republikeinse opstand. Gedurende jaren lag alle openbare leven stil. Honderden huizen werden in brand gestoken en tientallen mensen gedood. De Ieren maken er een toeristische attractie van: je kunt in Belfast met de « black taxis » een Political Tour maken.
Deze black taxis waren oorspronkelijk “wilde” taxis die in elke wijk waren georganiseerd om het openbaar vervoer te vervangen: geen enkele bus reed nog wegens het bomgevaar. De taxichauffeurs waren ex politieke gevangenen van elke gemeenschap.
De huidige chauffeurs zijn natuurlijk in het beste geval de zonen van. Hoewel de meeste taximaatschappijen nog altijd de kerk in het midden houden: zo kregen wij voor onze Black Taxi Tour een republikein en een loyalist als chauffeur.
De “murals: fake or not fake?
De muurschilderingen (murals) die ze laten zien zijn ook al lang niet meer authentiek. Ze zijn een toeristenval geworden (op de kaart van Belfastaan te klikken): ze worden geleidelijk en planmatig overschilderd om een meer aantrekkelijk beeld van de streek te geven aan toeristen en investeerders.
In Newtownards was een mural met paramilitairen die met geweren zwaaien. Hun slogan, « Het is beter rechtop te sterven dan op je knieën te leven" hadden ze - zonder copyright – gejat van de Passionnaria Dolores Ibarruri. Vandaag is die overschilderd door het beeld van een beroemde stadsgenoot, soldaat Blair Mayne, groot rugbyspeler en SAS man in de woestijnoorlog tegen Rommel. De man had al een standbeeld in de stad…
Maar Belfast spant op dit gebied de kroon. Op de Newtownards Road, bij het binnenrijden van Belfast, passeren wij langs wat de locals spottend "Freedom corner" noemen, en waar veel toeristen op flippen. Een van de ruwste mural-sites van de stad. En wij hebben het hardste nog niet gezien: in 2007 waren vijf van die murals al overschilderd. Zo kan men op de kruising van Dee Street met Newtownards Road een prachtige mural zien van Captain Smith op de zinkende Titanic. Die mural is nu al als postkaart te verkrijgen.
Het overschilderen van die militaria maakt deel uit van een strategisch plan. Verhelderend daarvoor is het getuigenis van Hoey, ex-paramilitair van de UVF (Ulster Volunteer Force), vandaag als terroristische organisatie beschouwd door het Verenigd Koninkrijk. Hoey is geëngageerd door de 'Re-Imaging Communities Programme’ om manieren te vinden om murals en emblemen te vervangen door meer positieve beelden. De ‘dogs of war’, mannen in camouflage uniform en kalashnikovs, worden overschilderd door meer positieve 'zonen van Ulster', sportmannen, schrijvers en muzikanten. Paul Hoey legt uit: "als een investeerder naar Oost Belfast komt kan hij worden afgeschrikt door die militaristische murals." Hoey legt ook uit dat "die murals niet verloren zijn, we hebben ze gefotografeerd. Je kunt er een copies van kopen in de Union Jack shop hier vlakbij."
Dat overschilderen gebeurt heel professioneel. Die paramilitaire groepen contracteren een firma die de stelling komt zetten, verzekering tegen arbeidsongevallen incluis. Minder begaafde schilders doen het grof werk en alles wordt afgewerkt door artiest die soms met een projector om het beeld op de muur te scannen. Het overschilderen van een mural komt op £4,000.
In Belfast zagen wij, op een pleintje langs het protestantse Shankill Road, de voetballegende George Best. En onder het portret van Willem van Orange (Tavanagh Street) zit de mural 'The Grim Reaper' geschilderd in 1998. De wijk die wij bezochten wordt gecontroleerd door de Ulster Defence Association (UDA) met zijn gewapende arm de Ulster Freedom Fighters (UFF). In maart 2008 aanvaardt de UDA haar grimmige magere Hein te overschilderen.
Ook zij worden over de brug geholpen door geld van de Arts Council' 'Re-imaging programme'
Een andere ‘Grim Reaper’ van de Uda in Tullycarnet is overschilderd met een Noords Ierse oorlogsheld James Magennis, die het Victoria Cross kreeg. En, neusje van de zalm, een katholiek nog wel.
Wij zijn wel benieuwd over let lot van de « Mona Lisa » in Shankill: iedereen op het plein heeft de indruk in het vizier te zitten van die gemaskerde sluipschutter. Met een dergelijke bijnaam is er weinig kans dat hij in de volgende jaren overschilderd wordt: aan een Mona Lisa raakt men niet. En de toerist heeft graag wat koude rillingen…
Een 'Re-imaging’ programma
Deze initiatieven zijn geprogrammeerd. De 'Re-Imaging Communities Programme' engageert mensen van de wijken en ex-paramilitairen om manieren te vinden om die verscheurende murals te vervangen door meer positieve beelden.
Aan republikeinse (of katholieke) kant is het al niet veel beter. In Derry wordt de achterkant van de Free Derry Corner bijna iedere week overschilderd. De kop van Patrick Doherty die stierf aan Aids en 1990 heeft erop gestaan. In 1991 stond er een oproep voor de Internationale vrouwendag. Maar een mural ‘Beyond the Joke’ die huiselijk geweld tegen vrouwen aanklaagde werd door de lokale « gemeenschap » overtagd. In 2007 schoot ook een Gay Pride mural – waarbij ook de voorkant in het roze was geschilderd – in het verkeerde keelgat.
In Derry hebben drie gehaaide artiesten Kevin Hasson, Tom et William Kelly het laken naar zich toe gehaald. Zij noemen zich de Bogside Artists. Ze beweren dat ze onafhankelijk zijn van politieke en paramilitaire groepen. Maar hun financies komen grotendeels van Europese vredesfondsen, wat dat ook mag zijn. Ze hebben in de Bogside elf murals gemaakt, die zij The People’s Gallery noemen. Maar ze zijn die in feite beginnen schilderen in 1994, op een ogenblik waar de « Troubles » over het hoogtepunt waren, een half jaar na een zware fout van de IRA. Op 20 maart 1993 had de IRA een bom gelegd in Warrington, op de vooravond van Moedertjesdag, terwijl tientallen kinderen op straat waren om een cadeau te halen voor hun moeder. Twee kinderen werden gedood. Daardoor verloor het Republikeins Leger zijn statut van verdediger van de verdrukten, dat zij verworven had na Bloody Sunday, en wordt voor de publieke opinie een bende terroristen. Onder druk van President Clinton, verklaart het IRA een eerste wapenstilstand in 1994. Op 10 april 1998 wordt het Akkoord van Belfast getekend. Zijn er ook Clintondollars naar de Bogside Artists gegaan? In alle geval sliepen wij in Enniskellen in een jeugdherberg die door Clinton is betaald. Die ‘onafhankelijkheid’ van die Bogside Artists moet dus met een korreltje zout genomen worden. Hun glans moet het IRA doen verbleken. Dit gezegd zijnde, hun foto-murals geven wel goed weer wat de Bogside te verduren kreeg; Een van de sterkste beelden is Motorman: een Britse soldaat die een voordeur inslaat met een voorhamer tijdens de operatie Motorman.
Niet alleen de murals zijn fake. Zelfs de meest huizen zijn nieuw gebouwd. De historische
Divis flats in de Falls Road in Belfast, waar de gewonden van Bloody Sunday werden binnengedragen –en vanwaar de Britse Motorman-soldaten werden bekogeld met alles wat niet te heet of te zwaar was - zijn afgebroken in 1992. Er woonden 2400 mensen in 850 flats, waarvan 98 percent mensen die zich zelf Katholiek verklaarden. En het is niet dat zij bouwvallig waren: die flats waren ingehuldigd in 1972! Ze waren de top van eigentijdse architectuur: gedaan met de HLM’s en wat men de konijnenkoten van Le Corbusier noemde. Een gevarieerd grondplan, met terrassen van waarop men, zoals in de steegjes van een stad, toegang had tot de appartementen. Men had het over “walks,” “paths” en “rows.”Maar die moderne wirwar van straatjes waren ook ideaal voor de patrouilles van Britse soldaten. En de inwoners hadden de indruk dat elke voordeur zichtbaar was voor de Britse post in de Divis-toren. Alleen die toren is trouwens blijven staan, maar is sinds 2005 « gedemilitariseerd ».
Nu doet mij dat ook wel denken aan de Droixhebuildings in Luik, waarvan de helft ook binnenkort tegen de vlakte gaat.
De nieuwe huizen in Falls Road, en trouwens overal in Ierland, zijn gebouwd op het honderdjarige stramien van de werkmanshuisjes in een rij. Eigenaardig. Tenzij dat soort urbanisme aan de inwoners een gevoel heeft van samenhorigheid en bescherming.
De MUUR van de vrede
Het enige wat niet fake is is de MUUR, hoewel ook die opgesmukt is met pacifistische ceramiek en met witte muren waarop de toeristen hun hart kunnen luchten. De Black taxidrivers houden stiften ter beschikking van de toeristen. Beeld je echter niet in dat je een boodschap schrijft voor het nageslacht: ook die muurkranten worden om de zoveel weken overschilderd.
Men kan zich natuurlijk afvragen: waarom zouden die murals niet mogen worden weggemoffeld? Werd het niet tijd het blad van die verschrikkelijke periode om te slaan?
Het antwoord is die muur zelf. Geen enkele politieke kracht in Ierland of Groot Brittannië vraagt vandaag dat die zou worden afgebroken.
En net zoals in Cisjordanië zijn de koertjes van de huizen achter de muur afgeschermd met traliewerk, tegen eventuele projectielen.
fugitive art
Ik ga mij niet dik maken over het gebrek aan respect voor de artiesten die deze eerste murals hebben geschilderd. Hoewel ik vind dat die murals grote kunst zijn, in die mate dat die beelden wortelen in het onderbewustzijn van die verschillende gemeenschappen. Maar ook grote kunst kan heel vluchtig zijn. Veel wereldberoemde kunstenaars maken ‘fugitive art’; denken wij maar aan de grote emballeur Christo. Net zoals Christo leven die oorspronkelijke murals verder via Internet en via posters enz. En tenslotte worden een aantal van die artiesten vandaag goed betaald om die te overschilderen met andere onschuldiger thema’s.
En trouwens kunnen wij vragen stellen over de originaliteit van de meeste van onze grote meesterwerken. In Brugge liep in 2004 een tentoonstelling 'fake or not fake'. De grote Belgische restaurateur Jef Van der Veken « restaureerde » de Maagd met kanunnik Van der Paele van Jan van Eyck. Hij krabde 85% van de oorspronkelijke verf eraf. De Jan Van Eyck die wij zien is dus statistisch een Van der Veken. Dezelfde Van der Veken schilderde onder de tweede wereldoorlog een kopie van het Lam Gods, waarvan het origineel in 1934 gestolen was. Hij heeft trouwens een aantal valse Vlaamse Primitieven geschilderd op oude eiken planken…
Het Iers rampentoerisme presenteert, zoals elk toerisme, een mengeling van droom en werkelijkheid, van wat geweest is en van wat de mensen zich daarover inbeelden. Carcassonne is geen middeleeuws slot; architect Viollet Le Duc heeft het stadje heropgebouwd zoals hij vond dat ze het hadden moeten doen, zeshonderd jaar terug. Veel grote kathedralen zijn fameus verbouwd in het einde van de 19de eeuw, met de opkomst van het toerisme. En dan heb ik het nog niet over historische tuinen: wat schiet daar nog over van het oorspronkelijk concept?
De vraag « fake or not fake » is dus niet ter zake. De Political Tours doen ongetwijfeld nadenken over wat in Ierland gebeurd is en wat bij ons zou kunnen gebeuren, en zijn dus zinvol. Zelfs wanneer men morgen de « Mona Lisa » van de sluipschutters in Shankill overschildert, zal men nog geconfronteerd worden met die metershoge muur tussen die twee wijken. Men probeert die mooier te maken, met een aantal ceramieken die over vrede gaan. Maar tot op vandaag vraagt geen enkele politieke kracht in Ierland die vredesmuur af te breken. En vandaag heeft 95% van de mensen, aan de twee kanten, geen enkel contact met mensen van de andere gemeenschap.
Still Under siege
In Londonderry staat geen muur. Of liever: je ziet hem niet want je loopt erop. Op de stadswallen die in 1613 de eerste uitvalsbasis voor de kolonisering van Ierland moesten beschermen tegen de woede van de originals. Op het stadwapen prijkt een skelet, geen aandenken aan de Grote Hongersnood van de 19° eeuw, maar als aandenken aan de vijftien weken lange belegering in 1688 door de Ierse inboorlingen. Van boven op die wallen kijk je neer op de Bogside; een moeras waar de hongerige Ieren zich in de periode van de grote hongersnood kwamen vestigen, omdat het dichtbij een stad, zelfs in een moeras, nog beter was als op het platteland.
Op die stadwal, pal boven de Bogside, staat het voetstuk van de kolom waar tot in 1973 een standbeeld stond van de Reverend George Walker. Deze Eerwaarde was de man die Londonderry verdedigde tegen de Ieren in 1688. Op die stadwallen passeren nog altijd de Oranjemarsen. Als je daar staat versta je zo waarom de IRA dit standbeeld opblies. een lichtpunt wel: de kolom en het standbeeld zijn nooit terug opgebouwd.
Een beetje verder kijk je vanop de stadwal neer op de « West Bank Loyalist still under siege » met hun blauw wit rood Union Jack geschilderde trottoirs. Je kunt natuurlijk relativiseren: zijn die beschilderde trottoirs wat anders als de geelzwarte verkeerspalen in Vlaanderen? Maar dat is geen geruststelling.
En hiermee komen wij op het grootste probleem met het overschilderen van de murals. Het is zoals met de Spaanse griep: eenmaal het lichaam een weerstad heeft opgebouwd is er geen probleem meer. Maar zijn de problemen die aan de basis lagen van de « troubles » dan wel opgelost? Indien niet, zou het dan niet beter zijn de confrontatie te laten met die Kalashnikovs en andere ‘Grim Reapers’?
Oppervlakkig gezien is er vooruitgang. De huizen in de katholieke wijken zijn zelfs nieuwer en beter als die in de protestantse wijken. De Sinn Fein zit mee in de regering. Tony Blair heeft zelfs voor de tweede maal een Commissie http://www.bloody-sunday-inquiry.org.uk/ die zoekt naar de verantwoordelijken van de Bloody Sunday, in 1972. Op de website is de recentste boodschap: 12 augustus 2005: « Final Report. The report is currently in preparation. It has been necessary for the Tribunal to look at a very large quantity of material so that it is not possible at this stage to give any firm estimate of when the report is likely to be finished ». In 2008 verklaarde de Engelse Secretary of State dat de Commissie nog altijd £500,000 per maand kostte hoewel de laatste zittingen dateren 2005. Men verwacht nu het definitief rapport tegen begin 2010.
Sommige murals zijn overschilderd, maar de Ulstervlaggen, Union Jacks en vlaggen van paramilitaire organisaties zijn overal aanwezig in het landschap. De eerste dag zie je die vlaggen als decoratie. Als je Belfast bezocht hebt weet je dat dit niet onschuldig is.
Een eerste reactie is: 'Fuck Religion'? Protestanten? Katholieken? Vechten voor een godsdienst, in de XXI eeuw? De huizenrijen aan de twee kanten in Belfast zien er hetzelfde uit. Arme dompelaars tegen andere arme dompelaars. Heeft dat nog zin?
De Ieren zouden hun buik vol hebben van die steriele gevechten. Op het eerste zicht is dit een positieve basis om op verder te bouwen. Maar een beetje inzicht in de geschiedenis leert ons dat dit onvoldoende is.
In mijn volgende bijdrage zal ik proberen wat dieper in te gaan op de bronnen van dit conflict. Maar daarvoor moeten wij de teletijdsmachine in, vierhonderd jaar terug. Ik haal er zelfs de grote Spaanse Armada bij. Misschien een beetje vergezocht. Hoewel: een van de vlaggeschepen van die vloot, La Girona is gezonken aan de Giants Causeway, op een paar knopen van Lieve en Ross.

vendredi 21 août 2009

Noord Ierland (eerste deel)

Ik geniet van een reis drie keer: de voorbereiding; de reis zelf en een derde keer nagenieten met het schrijven van een reisverhaal.
Maar dit reisverslagje is ook een klein monumentje voor het verliefde koppel dat wij in Ierland hebben zien trouwen. En een knipoogje naar de gelukkige ouders Leo en Marie Jeanne. Hun geluk en inzet voor die trouw was zo aanstekelijk dat wij niets anders konden dan de oversteek maken.
In juli 2009 is Lieve Hertogen in het huwelijksbootje gestapt met haar Ierse zeeman Ross, in Grey Abbey, een dertigtal kilometer onder Belfast. Sinds Ryanair kan het Kanaal en de Ierse Zee voor de nonkels en tantes Hertogen geen excuus zijn om dit trouwfeest te missen. En tenslotte wil iedereen ook eens met eigen ogen zien in welke omgeving het jonge paar - en hun kroost - zullen leven.
Het feest zelf is een ideale kennismaking met de familie en vrienden van het jonge paar. Daarom niet direct allemaal « locals »: Lieve en Ross zijn alle twee wereldburgers. Een vriend is voor het feest overgevlogen uit Australië. En een paar andere paraderen in authentieke kilts. Wie denkt dat onder een kilt onvoorwaardelijk een Schot schuilt, moet opletten met dergelijke veralgemeningen: een van die mannen in kilt is van Noord Ierland. Hij is een van de vele afstammelingen van de Schotten die naar Ierland zijn overgestoken.
Vanuit Donaghedee, waar Ross en Lieve een huisje hebben gekocht, liep al in 1616 een ferry naar Portpatrick in Schotland. De uurrooster was niet vast: er moeten minimum een dertigtal passagiers zijn. Maar die overzet was toch goed voor een zevental oversteken per week. Lieve heeft een jaar in Schotland gewerkt, en heeft daar haar Ross ontmoet. Hun liefde stond dus als het ware in de sterren geschreven.
Het heeft trouwens geen haar gescholen of men kon te voet van Ierland naar Schotland. 60 miljoen jaar geleden vormde een vulkaanuitbarsting de Giant Causeway, vandaag werelderfgoed. De basaltstroom stolde in grote zeshoekige vormen. Er is niet veel verbeelding nodig om daarin een dam te zien waarlangs reuzen van Ierland naar Schotland trokken. Of Ross naar zijn Lieveke…
Donaghedee heeft, naast die ferry, trouwens nog andere historische troeven. Grace Neill's is « the oldest pub in Ireland », met certificaat van de Guiness. Niet de Guiness van het bier, maar het Boek van de records. Het opende in 1611 onder de naam 'King's Arms'. Achter de historische pub schuilt een van de beste restaurants van de streek. Dat kan de familie Hertogen bevestigen, want daar had Leo afspraak gegeven de dag na het feest.
Het feest is georganiseerd in een tent in Greyabbey. En ook het officiële huwelijk zelf. 95% van de Noord Ieren trouwt in ‘zijn’ kerk en deze huwelijken zijn rechtsgeldig. Het is dan ook nog maar eerlijk dat voor de vijf procent die alleen voor de wet trouwt de schepen zelf ter plaatse komt. Ook voor onze ambtenaar van de burgerlijke stand een niet alledaagse gebeurtenis, en de gelegenheid om in een pakkende tekst haar ideeën over wat het huwelijk kan zijn in de XXI eeuw te ontwikkelen.
Dit gezegd zijnde, het zou me niet verwonderen was het trouwboek een basis voor de nog altijd aanwezige discriminatie tussen wat men protestanten en katholieken noemt. Op het continent gebruikte een interim-bureau de melding BBB – Blanc Bleu Belge – om werknemers van vreemde afkomst te selecteren. In Noord Ierland weet men al genoeg als de man of vrouw in het protestantse Shankill Road, of in het katholieke Falls Road of de Bogside woont. Maar waar het adres niet volstaat, geeft het trouwboek onmiddellijk uitsluitsel.
Maar laten wij niet met het moeilijkste beginnen. De kortste weg om de Noord Ierse realiteit te benaderen loopt langs de maag.
Pubfood, Irish Stew en speenvarken
Wij krijgen de avond van aankomst een goede inleiding op het Ierse pubfood in de Wildfowler, een van de enige pubs in Grey Abbey. Op een voorwaarde: dat wij voor 21 uur zouden bestellen. Dat was op de valreep: na ons bezoek aan Dublin verloren wij zeker een uur in de opstoppingen bij het buitenrijden van de stad.
Een pub waar op een subtiele manier het publiek geselecteerd wordt: tatoos en piercings niet gewenst. Maar voor de rest interessant, en daarom ook aanbevolen in de Trotter. Pubfood is geen junkfood!
Een must in die pubfood is de Irish Stew. Een soort Vlaamse karbonaden, maar met lamsvlees en vooral een grote proportie aardappelen en wortels.
De volgende dag klimmen wij op het feest culinair een trapje hoger. Op het menu stond speenvarken en lam, uren gebakken in een mobiele oven.
Maar daar stopt de Ierse keuken natuurlijk niet. Onze B&B zweert bij Angusrund. Onze saucissen bij zijn Ierse breakfast zijn als het ware direct uit een dikbil gesneden: zijn zoon heeft een boerderij van producent tot verbruiker. Zijn gegrilde tomaatjes komen direct uit zijn serre. Op onze laatste morgen serveerde hij ons zijn eerste zoete tomaten. Ik had bijna gedacht dat hij ze gesuikerd had. Voor wat hoort wat: ik vertel hem van het bestaan van de tomaat « cœur de bœuf », een grote tomaat in de vorm van een ossehart. Ideale begeleiding bij een Angusbiefstuk.
Noorse kreeft uit Portavogie
Het haventje van Portavogie, een paar kilometer van bij Lieve, is gekend voor zijn kreeft. En dit is geen fake voor toeristen. Het is een haven waar nog gewerkt wordt, met roestige schepen: alles behalve een ansichtkaartje. Sommigen betreuren het beton dat het pittoreske haventje heeft vervangen, maar dat is de prijs die vandaag voor de vis moet betaald worden. Maar wij kunnen niet uit eigen ervaring vertellen hoe de kreeften smaken: wij kwamen er toe op dinsdag, wanneer het enige restaurant van het dorp gesloten is. En om volledig te zijn: het gaat hier over Noorse kreeft. Maar daar kan een wereldburger toch niet moeilijk over doen.
Ik had gelezen dat in het Lough Neagh, boven Belfast, iedere nacht tonnen paling worden bovengehaald. Ze vissen er met lijnen van een kilometer, met honderden haken. Ik heb in een vorig leven, in mijn studententijd, als jobstudent honderden manden paling in mootje gesneden, in de Siphon (zie foto hierlangs), een van de bekendste palingrestaurants van de Oostkust. Ik heb dan ook een van mijn tafelgenoten de pieren uit zijn neus gehaald om te weten waar die paling kon verorberd worden. Het antwoord is: in Damme misschien, maar niet in Ierland. Ze lusten daar geen paling; de vangst wordt praktisch integraal uitgevoerd! Ze weten niet wat lekker is. Bij mij moeten ze niet meer komen klagen over hun Great Famine! Wie voor paling zijn neus ophaalt moet maar patatten eten!
Ierse maneschijn
Voor wat de drank betreft heb ik van het trouwfeest geprofiteerd om een marktonderzoek te doen naar de toekomst van de cider. Deze met appelen gebrouwen drank was rond 1900 de basisdrank in heel het Verenigd koninkrijk en in grote delen van Frankrijk. En jawel, net als in Bretagne of Normandië verliest de cider veld. De pils vloog de frigo uit. Maar de cider bleef staan. Zelfs de Guiness laat het afweten tegen de wereldwijde opmars van de pils.
A propos, de Guiness laat bij elke slok een kring na op het glas. De Ier laat een achttal kringen na. De Amerikaan een 25. Ik stel vast dat ik op dat vlak dicht bij de Ier sta.
Wij zijn tenslotte in het vaderland van de whiskey, en vader Phil had dan ook voor een fles Bushmills gezorgd. De oudste whiskeystokerij van de wereld: 1608. Op een boogscheut van Donaghedee. Voor ons een aanmoediging om een paar dagen later die stokerij te gaan bezoeken. Ze maken niet veel tamtam van de manier waarop hun alcohol wordt verkregen. In De smaak komt eigenlijk van het vat: de Ieren kopen oude sherry, porto en bourbonvaten op, waarin de whiskey tot vijftien jaar rijpt. Na drie keer wordt het vat verkocht aan de tuincentra. Maar ondertussen is dat vat honderd jaar oud: drie maal vijftien jaar in de whiskey, en evenveel tijd in de sherry. Zou je daarin durven geraniums planten?
In Schotland echter wordt de malt gedroogd boven turfvuur, wat een typische turfsmaak geeft aan hun whisky (zonder e). Vader Phill belooft ons bij de eerste gelegenheid een fles van de enige Ierse turfwhiskey te laten geworden.
De Ierse whiskey wordt drie keer gedistilleerd. Er hangt zoveel alcohol in de lucht dat zelfs GSM’s bij het bezoek verboden zijn. Die driedubbele distillatie levert 57° alcoholgehalte op: teveel om op flessen te trekken. Het brouwsel wordt aangelengd met water bij het bottelen. Wie een Bushmills onversneden wil proeven kan proberen een Bushmills 1990 Bourbon cask 57.5% vast te krijgen. Het toevoegen van water zou eventueel een turfsmaak zou kunnen verklaren aangezien overal in Ierland het leidingwater er een zware (bos)grondsmaak heeft. Maar ja, het water is er (voorlopig) nog gratis. Dat zou er nog maar aan mankeren, met al het water dat uit de lucht valt. De Wc’s hebben dan ook een « chasse » van 15 liter.
Maar de Ierse Republiek wil in het kader van zijn crisisplan het water doen betalen. Ze hebben wel een probleem: er zijn niet eens watermeters…
Vader Leo en Phil verhogen de waakzaamheid als het gerucht loopt dat er illegale whiskey op tafel zou komen. De aantrekkingskracht van de Poteen of Poitin (letterlijk 'kleine pot', voor de distilleerkolf waarin het spul wordt gebrouwen) is waarschijnlijk, net zoals bij drugs, voor een deel te wijten aan het plezier van het verbodene. Die illegale whiskey wordt gebrouwen bij maneschijn in afgelegen streken zoals de Connemarra.
Net als bij de drugs is het onwettelijke omgekeerd evenredig met kwaliteit. De Ierse maneschijners (moonshiners) gebruiken zowat om het even wat kan gisten als basismateriaal. Wie zegt dat de poteen op basis van aardappelen is heeft de prijs van de aardappel nooit van dichtbij bekeken. De Ieren zijn weliswaar aardappeleters, sinds Sir Walter Raleigh ermee begon in Cork in 1589, om er zijn Ierse lijfeigenen nog goedkoper mee te voeden als dat al het geval was. De patat was werkelijk de basis van de voeding geworden, zodat een aardappelplaag in 1845-1849 een ware hongersnood meebracht in Ierland, met 1 miljoen doden en 1 miljoen uitwijkelingen.
Maar daarom gaat men er nog geen poteen mee stoken. Behalve misschien met de schillen. Patatten bevatten maar 15-18% gistbaar materiaal terwijl graan tot 50-67% kan gaan. 10 kg patatten zijn dus goed voor 1 liter alcohol terwijl uit 10 kg graan 4 liters kan gepuurd worden. Maar onafgezien daarvan wordt veel van die poteen waarschijnlijk gebrouwen op basis van alle soorten plantenafval zoals melasse enzovoort.
Turf en Bog
Lieve en Ross wonen dus in Donaghedee, aan de voet van een schiereiland. Zij zitten op honderd meter van de kust van de Ierse Zee, waar Leo als een dief in de nacht stenen gaat pikken om de tuin van zijn dochter aan te leggen.
Hij zal, zoals elke Ier, ook moeten leren turfgraven. Misschien kunnen ze hem in de Peel nog uitleggen hoe dat gaat. Anders neemt hij maar een boek van Theun de Vries. Ross en Lieve hebben centrale verwarming, maar in hun living branden zij, bij de grote gelegenheden, turf in hun open haard. Dat is volgens Leo moeilijk aan te steken, en het stinkt. Maar dit illustreert dan maar weer de grote wet van de psychologie: wat de mensen associëren met gezelligheid krijgt ook een positieve betekenis. Eigen scheten rieken niet. Dat moeilijk aankrijgen van turf heeft alles te maken met de capaciteit van dit materiaal om water op te nemen: negen maal zijn eigen gewicht.
Wij zijn trouwens op de terugweg naar Dublin in de Bog of Allen gepasseerd: een van de grootste nog bestaande turfgebieden. Die worden nu massaal afgegraven door elektriciteitsmaatschappijen. De techniek is dezelfde als in de Peel, alleen gebeurt dit nu met enorme graafmachines. Dit levert een desolaat bruin landschap op, doorsneden met kanalen die een deel van het water laten afvloeien in een schuimend bruin sopje. Wie in de Hoge Venen heeft gewandeld weet waar ik over spreek.
Na een tijd scheppen machines dit op een soort droogbedden. Maar ondanks dat zit er nog 60% vocht in de turf die wordt afgevoerd naar de elektriciteitscentrales, waar die verder wordt gedroogd met de restwarmte van de centrales.
Sommige verenigingen ijveren voor het behoud van die bogs. Zij worden trouwens massaal gesponsord door de Nederlanders, die zich misschien op die manier een goed geweten willen kopen omdat zij in Holland zelf zowat alle turf hebben afgegraven.
Maar die groene jongens jagen de Ieren ook tegen zich in het harnas doordat ze geen onderscheid maken tussen die centrales en de Ier die een eeuwenoud recht heeft om zijn turf te gaan steken. Op gezette tijden trekt heel de familie naar het bog om zijn turf op te doen. Dat moet zowat te vergelijken zijn met de Italianen die hun tomaten op flessen trekken, ambiance incluis.
Strangford Lough en Kearney
Lieve en Ross hebben voor het feest in Grey Abbey een aantal cottages afgehuurd, ingericht in een vroegere boerderij. Daar komt trouwens de tent te staan.
Wij zitten een paar honderd meter verder, in de B&B Trasnaghhouse, met een prachtig zicht op het Strangford Lough. Deze baai is ooit uitgeslepen door een gletsjer. Nu groeien er palmbomen.
Dat Lough geeft uit op de zee via een nauwe geul: de Narrows. De getijdenstroming van de tonnen water die bij eb en vloed de Lough in- en uitstromen is er zo sterk dat er in 2007 Portaferry het eerste commerciële getijdencentrale kon gebouwd worden. In het midden van de Narrows staat een soort modernistische aanlegsteiger waarvan wij ons afvroegen waar dat voor diende. Onder die steiger zit een turbine die stroom genoeg levert om 1.000 huizen van stroom te voorzien, met een veel kleinere impact op het milieu als getijdencentrales zoals die op de Rance in Bretagne waar een dam het water naar de turbine leidt.
Vroeger stonden langsheen het Ardsschiereiland 82 windmolens, waardoor het de naam “Klein Holland” kreeg. Helemaal op de punt, bij Portaferry, staat trouwens nog de romp van een van die molens. Wie een frisse neus wil ophalen moet absoluut naar boven klimmen. Hij krijgt er nog een prachtig zicht op het Lough én de Ierse Zee als premie bij.
Wat mij verwonderd is dat die elektriciteitsbarons hier nog geen windmolens neergeplant hebben. Maar dat komt waarschijnlijk nog wel!
De abdij Grey Abbey
Greyabbey is en charmant eenstraatdorpje, met een tiental antiquairs en een pittoreske pub. Maar van de abdij Grey Abbey zelf blijft alleen nog een ruïne over, en je zoekt in het dorp met dezelfde naam vergeefs naar een wegwijzer. Eigenlijk geen toeval: Ierland is een kolonie, waar de veroveraar alle sporen van de vroegere beschaving heeft uitgewist.
Cromwell heeft er met zijn ironheads alle Ierse kastelen en abdijen afgebrand, en wat hij eventueel had laten staan is door de Ieren zelf in brand gestoken. De tactiek van de verbrande aarde is geen monopolie van de Russen!
Markiezin Londonderry en Mount Stewart
Grey Abbey is zoals vele andere domeinen door de Engelse koning cadeau gedaan aan een Engelse Lord. De Stewart familie kocht het domein in 1744. In 1789 verkregen de Stewarts de titel Baron Londonderry, in 1795' Viscount Londonderry', in 1796 Earl of Londonderry en tenslotte in 1816 Markies. Maar titels zijn niet alles: de derde Markies Charles huwde in een tweede huwelijk Lady Frances Anne Vane-Tempest, een van de rijkste erfgenamen van haar tijd. Deze bouwde het kasteel zoals wij het nu kennen. De vierde markies huwde de weduwe van Viscount Powerscourt en ging daar wonen. Een van de mooiste tuinen van Ierland, vlak bij Dublin. Wij zijn er spijtig genoeg niet geraakt: wij zijn te lang in Ulster blijven plakken. Mount Stewart blijft er wat verlaten bij liggen tot de vrouw van de 7de Markies besluit haar tijd te vullen met er een prachtige tuin aan te leggen. Zij werd daarbij bijgestaan door Gertrude Jekyll, die meer dan 400 tuinen aanlegde in de Engelse cottagestijl. En door een twintigtal oorlogsinvaliden. Wij schrijven 1918.
Lady Londonderry had een « striking sense of humour ». Een juweeltje is de Mairi Garden, opgedragen aan haar dochter Mairi.
Mary, Mary, quite contrary,
How does your garden grow?
With silver bells, and cockle shells,
And pretty maids all in a row.
Dit kinderrijmpje
staat in schelpen in de rand van een fonteintje, bekroond door een prachtig kindje. Daarrond, silver bells (campanulas) en Pretty Maids (saxifraga). En het geheel groeit « quite contrary » in contrast met de formele tuinen erlangs. Een aantal planten van de Italian garden zijn in Gent gekocht in 1923.
Die « striking sense of humour » heeft wel een dubbele bodem. De hagen van de Shamrock Garden zijn bekroond met prachtige en originele topiary, met als hoogtepunt een 4.5 meter hoge harp. Maar het centrum van de tuin is de rode hand van Ulster. Wat kun je anders verwachten van een markies die de titel Londonderry voert? Een heel programma: Derry is de eerste koloniale inplanting in Ierland geweest, en noemde sindsdien Londonderry. Vandaag nog is die naam gebruiken op eieren lopen. Derry of Londonderry of London-Derry. Vanwege dat streepje spreken sommigen van stroke-city. Maar stroke betekent ook slag of stoot. Over die rode hand in de Ulstervlag wordt een sprookje verteld. Er was een wedstrijd om te weten wie koning zou worden van Ierland. De eerste die met zijn hand de grond raakte over de streep zou koning worden. Een van de kandidaten kapte zij n eigen hand af en gooide die over de streep. Maar ik kan mij moeilijk van de indruk ontdoen dat de kolonialisten als intimidatie de deurstijlen van de onafhankelijkheidsstrijders merkten met die rode hand.
Waar zit die humor dan, hoor ik je vragen, en die dubbele bodem? Het Dodo Terrace staat vol met dierenbeelden zoals de -uitgestorven – dodo, dino’s, krokodillen, eenhoorns, honen. Het pronkstuk is de Ark van Noë. Zogezegd familievrienden die van de Lady een bijnaam kregen. In feite gaat het om de Ark Club, het bastion van het Unionisme. De Markies verzette zich als een duivel in een wijwatervat tegen de Home Rule, en vond in Winston Churchill een gehaaid medestander.
Het familiekerkhof, Tir Nan Og, maakt ook deel uit van het park. Edith, Lady Londonderry, stierf in 1959, na in 1955 de tuinen aan de National Trust te hebben gegeven, waardoor zij gerust voor eeuwig kon inslapen: de tuin was in goede handen. De National Trust is een typisch Engels verschijnsel dat wel ergens een kwaliteitslabel is. Haar enige kind Mairi was ook niet zo contrary: zij gaf het huis en zijn inhoud aan de Trust in 1977.
Vandaag is het domein als enige in Noord Ierland voorgesteld als Werelderfgoed.
De trust beheert ook landschappen, soms op een uiterst discrete manier. Zo komen wij op de top van het schiereiland, in Portaferry, terecht op de Nugent’s woodwalk. Deze prachtige wandeling, in een oud bos langs het Lough, maakte vroeger deel uit van de Nugent's Estate. Een pad met kortgesneden gras volgt de flanken van het Lough, langs eeuwenoude bomen. Discreet landschapsbeheer: de Trust spreekt er op zijn site bijna niet over, en voor de toeristische dienst van Portaferry bestaat die wandeling zelfs niet.
De Trust doet ook prachtig werk een paar kilometer verder, waar zij het vissersdorp Kearney beheert en restaureert, et hier ook weer een prachtige wandeling langs de kust, op een kort gesneden graspad. De discretie van de Trust wordt hier overtroffen door Tomtom die verstek geeft en Kearney niet erkent.
Die National Heritage Trust is trouwens ‘incontournable’: wij ronden ons bezoek aan Belfast af met een bezoek aan een pub die door de Trust is gerestaureerd: de Famous Crown Liquor. En het landschap van de Giant Causeway is beheerd door – jawel – de Trust.
De weg naar het brein gaat langs de maag. Wij hebben de Ierse realiteit benaderd vanuit het pubfood, de paling van het Lough Neagh, de poteen in de maneschijn, de reuk van de ‘peat’, de Noorse kreeften van Portavogie en de humor met dubbele bodem van Lady Londonderry.
Rampentoerisme
Nu wordt het stilaan tijd om wat dieper in te gaan op de sociale realiteit.
De Ieren hebben de kunst om van ongelukken en rampen toeristische attracties te maken. Er zijn ontelbare Famine museums. Als ik morgen in Outremeuse met het voorstel op de proppen kom om een choleramuseum te openen word ik gek verklaard. In Ierland vinden zij dat normaal.

In Belfast heb je de Titanic tour. Als bij ons de Herald of Free Entreprise kapseisde veranderde de rederij Thowsend Thoresen haar naam in P&O. In Ierland zouden ze er zich op roemen die te hebben gebouwd.
In 67 begon de zoveelste republikeinse opstand. Gedurende jaren lag alle openbare leven stil. Honderden huizen werden in brand gestoken en tientallen mensen gedood. De Ieren maken er een toeristische attractie van: je kunt in Belfast met de « black taxis » een political Tour maken.
Dit wordt dus het vertrekpunt van ons tweede deel van dit reisverhaal.

vendredi 23 janvier 2009

Een vloek op de familie Simenon? Juni 2002: een lijk in de Avenue de la Basilique

De werkelijkheid is sterker dan de sterkste Maigret. In juni 2002 verschijnt Geneviève Simenon, achternicht van Georges Simenon, voor de assisen. De moord was bijna volmaakt. De begrafenisondernemer, een verwoed Maigretlezer, kreeg argwaan.
Een bijna volmaakte misdaad
Christophe Meert is begrafenisondernemer. Hij wordt opgeroepen om een lijk af te leggen in de avenue de la Basilique. Op de gevel een naamplaat: «Dr G. Simenon». Christophe denkt direct aan de Simenon van de Maigrets. Een vrouw in jogging, 40 jaar, komt opendoen. Zij is dokter Geneviève Simenon, reumatoloog en achternicht van Georges Simenon. Het lijk is boven, in een fitnesskamer. Christophe schat hem op 100 kg. Geneviève Simenon legt uit dat het haar vriend is, Georges Temperman, 54 jaar, makelaar, die s’nachts gestorven is aan een hartcrisis. Christophe Meert ziet dat het gezicht van de dode vol blauwe plekken staat. Geneviève Simenon zegt dat hij op een kast gevallen is. Zij toont aan Christophe een C3, een Belgisch overlijdenscertificaat, getekend door dokter Edouard Adrianssens: Georges Temperman is een natuurlijke dood gestorven, als gevolg van een zwaar infarct. Christophe Meert begint zijn werk, ondanks zijn gevoel van onbehagen. Geneviève Simenon dringt aan op een snelle crematie.
De begrafenisondernemer was een fan van Maigret
Bij de begrafenisondernemer onderzoekt de directeur Freddy Hulsmans het lijk nog eens. Ook hij is geïntrigeerd door de kwetsuren van Temperman: een diepe wonde boven het linkeroog, en andere op het achterhoofd, en vooral een oor dat half afgescheurd is. Freddy is geen gewone begrafenisondernemer. Hij was tien jaar bij de gemeentepolitie van Sint-Agatha Berchem. Freddy Hulsmans weet uit ervaring dat in de chique wijken de meeste mooie moorden gebeuren. Freddy roept de wetsdokters die hem aanraden de politie te verwittigen. In feite heeft Freddy Hulsmans heimwee naar zijn vroegere baan. Hij kan niet weerstaan aan de drang om een affaire Simenon in gang te zetten en in de schaduw te komen van Maigret.
Geneviève Simenon wordt aangehouden. Geneviève begint met alles te ontkennen. Maar de enquêteurs spuiten de kamer van het drama onder de Luminol, een stof die bloedvlekken groen fosforescerend doet oplichten. Er is bloed tot op het plafond. Dokter G. Simenon komt met verschillende versies voor de dag. Als een slechte Simenon. Ze valt door de mand.
Een vloek op de familie Simenon?

Op het proces begint Geneviève over haar relatie met haar vader Georget, neef van Georges Simenon. Een eenzaat die aan de fles was. Voor Geneviève een spookvader. En voor iedereen de zoon van een man waarover men zweeg. De zoon van Christian, broer van Georges Simenon, na de oorlog bij verstek ter dood veroordeeld voor collaboratie.
De advocaten spelen op het thema van de vloek op de familie. Meester Nathalie Dumont riep het ' nazi-verleden' van de 'vervloekte tak’ van de familie van de bekende schrijver in om deze 'coup de sang' van haar cliënte uit te leggen: “Geneviève Simenon heeft in de schaamte geleefd. Gedurende jaren herhaalt zij de zin die voortdurend terugkomt in de werken van Georges Simenon: ‘Wat doen wij op aarde?’ Heel haar leven lang heeft de beschuldigde alles verkropt, en vooral dan de angst voor het nazi-verleden van haar grootvader en vader. Genevieve Simenon heeft ook de overdreven autoriteit van haar moeder verdrongen, en de 'pesterijen' en de gewelddaden die Georges Temperman op haar uitoefende, evenals op haar dochters”. En terloops beschuldigt Genevieve Simenon ook Georges Simenon ervan onder de oorlog in de collaboratie vervallen te zijn.
De advocaten voelen dat dit aanslaat bij de jury. De broer van de beschuldigde, Christian Simenon, 39 jaar, komt uitleggen dat het nazi verleden in de familie taboe was. Christian Simenon legde ook uit dat Georges niet kon uitstaan dat zijn neef – vader van de getuige – dezelfde voornaam droeg als hijzelf. Tenslotte legde hij uit dat zijn vader lid was geweest van de Hitlerjugend, van zijn 8 tot zijn 13 jaar. Volgens hem als gevolg van een sterke familiale invloed...
Het hele verhaal kunt U lezen in de gva of in al zijn details -in het frans- in de Nouvel Observateur op op video op http://www.bluestar-forensic.com/video/Simenon.wmv.
Vijf jaar met uitstel: sterker dan de sterkste Maigret!
De misdaad was niet perfect, maar de verdediging wel ! Genevieve Simenon wordt vrijgesproken! ( in het frans op dh 05/06/2002)
Zij wordt schuldig bevonden, met provocatie als verzachtende omstandigheden, en krijgt vijf jaar met uitstel. De dag na het verdict kan zij de gevangenis verlaten.
Sterker dan de sterkste Maigret! Begrijpen, niet veroordelen! Maar zelfs twee generaties verder komt het uiterst rechtse verleden van die familie bovendrijven. Hoe dan ook een argument om dit aspect van de schrijver Simenon niet te vergeten…

lundi 19 janvier 2009

Simenon rechts: So What?

Simenon had in zijn persoonlijk leven ongetwijfeld rechtse sympathieën. Maar in welke mate heeft dat zijn literair werk beïnvloed?
De persoonlijke verhouding van Simenon tegenover de vrouw zal iedere feminist(e) terecht de haren ten berge doen rijzen. Maar daarom is dit vrouwbeeld niet dominant aanwezig in zijn boeken…
Zijn de Maigrets rechts? Ik moet – net zoals Simenon in veel van zijn romans – de vraag openlaten, zeker voor wat betreft zijn detective- en andere romans. Tot op zekere hoogte is iedere detectiveroman in zekere mate een verheerlijking van « law and order ». Hoewel sommigen geslaagd zijn om dit « euvel » te vermijden. Zo zijn volgens mij de detectiveromans van EV Cunningham een uitzondering op die regel. Maar Cunningham was dan wel een schuilnaam voor Howard Fast, auteur van het prachtige boek Spartacus. Fast werd op de zwarte lijst gezet door Mac Carthy en moest dan ook detectives schrijven om zijn boord te verdienen. Hij slaagt er in ook in zijn detectives zijn kritiek op de Amerikaanse way of life kwijt te geraken.
Maar ook Commissaris Maigret kan men niet als rechts betitelen voor wat betreft de verheerlijking van wet en orde. Maigret (ver)oordeelt niet; hij probeert te begrijpen.
De biograaf Assouline toont terecht aan hoe in de Simenonromans een negatief beeld wordt geschetst van bepaalde bevolkingsgroepen zoals de joden. Maar wij zouden ook dit met de mantel der liefde kunnen bedekken: Simenon is als een spons die ten volle de tijdsgeest in zich opneemt.
In Pedigree is alles waar, maar niets is juist
Waar ik uitvoeriger zou willen op ingaan zijn de autobiografische romans, en meer specifiek Pedigree. In 1940 begint hij een handgeschreven biografie, in de ikvorm, voor zijn pasgeboren zoon, wanneer hij van een dokter verneemt dat hij nog maar twee jaar te leven heeft. Al snel bleek dat een verkeerde diagnose: « le medecin s'etait mis le doigt dans l'œil ». Simenon geeft het manuscript dan maar uit onder de titel: « Je me souviens ».
Op aandringen van zijn vriend Gide werkt hij dit boek uit als roman, in de derde persoon. Simenon zegt dat hij oorspronkelijk drie delen had voorzien. Maar bij het eerste deel krijgt hij al een aantal processen op de rug die hem 10 miljoen frank kosten, als minnelijke schikking met de quidams die hij zou belasterd hebben (Georges Simenon, sans mention d'origine, 1956 ). Hij moet dan ook een aantal namen veranderen en de stukken over de weinig orthodoxe praktijken van de paters van het Instituut Saint-Andre moeten in de allereerste ongecensureerde uitgave worden teruggezocht. En het tweede en laatste deel komen nooit uit …
In een brief aan Jean Jour, 24/8/1977, schrijft Simenon«zoals ik in het voorwoord schreef, in Pedigree is alles waar, maar niets is juist ». Simenon kan met zijn « roman » dus alle kanten uit. Een voorbeeld: Georges had een broer Christian die na de oorlog ter dood veroordeeld werd voor de moord op de pastoordeken Pierre Harmignie, in het kader van een strafexpeditie van Rex. In Pedigree is er geen rechtse broer. Maar ja, Simenon heeft ons verwittigd: ‘het is een roman, waar alles waar en niets juist is’.
De grote afwezige Christian Simenon
In «Pedigree» wordt Georges Simenon Roger Mamelin, zoon van Desiré Mamelin (Desiré Simenon) en van Elise Peters (Henriette Brüll). Bij de echte ouders Simenon werd drie jaar na de geboorte van Georges een tweede zoon Christian geboren. Deze Christian krijgt na de oorlog de doodstraf wegens collaboratie. In Pedigree heeft Roger Mamelin geen broer. Daar is bij Georges Simenon een psychologische basis voor: ‘In ons gezin was het zo, dat m'n moeder het tegen mijn vader nooit over “Georges” had, maar over “jouw zoon”, en als mijn vader het tegenover mijn moeder over Christian had, zei hij altijd “jouw zoon”. Christian was het kind van m'n moeder en ik de zoon van m'n vader.’
Maar het wegschrijven van een broer in een werk dat opgevat is als een postuum handgeschreven document voor een eenjarige zoon lijkt mij dan toch uiterst onwaarschijnlijk. Vooral als je het boek dan nog ‘Stamboom’ doopt. En ik kan moeilijk aannemen dat hij als een deux ex machina plots een twintig jaar oude broer ten tonele zou voeren in het tweede of derde nooit uitgegeven deel van Pedigree…
De anarchist nonkel Leopold
Daarentegen wordt in de eerste pagina’s van die roman een heel troebel figuur opgevoerd: Leopold, een nonkel van Georges. Het boek begint met Elise (moeder Simenon) die op 12 februari 1903 weeën voelt. Zij gaat hulp zoeken bij haar vroegere collega’s van de Inno, en op blz. 4 ziet zij in een donker straatje juist voor de Place Saint Lambert twee mannen. Zij is bijna zeker een van haar broers herkend te hebben. Vier bladzijden verder hoort zij een ontploffing. De ruiten van de Grand Bazar zijn stukgevlogen. « Une bombe. Encore des anarchistes ». Zij ziet gendarmen te paard passeren die naar de Place Saint Lambert rijden.
Wij vernemen dat de politie de dader geïdentificeerd heeft: Felix Marette.
Elise vraagt zich af wat haar broer Leopold met die aanslag te maken heeft. Wij vernemen hoe Leopold die Felix Marette op de trein naar Parijs zet. De verhaallijn Marette loopt dood. En ook de figuur Leopold loopt verloren in deze « roman ». Pedigree is opgezet als een tijdsroman waarin verschillende figuren door elkaar lopen om dan samen te komen in een aantal kritieke situaties die een tijdsgeest typeren. Zeshonderd bladzijden, en nog twee onuitgegeven delen. Verschillende schrijvers hebben deze formule met succes toegepast. Niet zo bij Simenon. Verschillende verhaallijnen zoals die van Marette of Leopold raken verloren. Eigenlijk had hij een goed boek kunnen schrijven rond de verhouding Desiré – Elise.
Elise die haar Desiré verwijt niet ambitieus genoeg te zijn; het grote conflict rond wat zij denkt een weigering te zijn om een levensverzekering te nemen. Daarbij werkt Desiré op een verzekeringskantoor en weigert hij de (nieuwe) tak levensverzekering te lanceren; weigering die hem een mooie promotie kost. Na de eerste hartaanval van Désiré verneemt Elise dat hij geen levensverzekering kon krijgen door zijn ziekte.
Dat had een mooie intrige kunnen zijn. Zelfs nog mooier indien Simenon die autobiografische kant achterwege had kunnen laten. Moest Georges nu werkelijk die vete tussen zijn ouders zomaar op straat gooien? Het boek zegt trouwens meer over Georges dan over zijn ouders.
Maar voor dergelijk scenario waren 200 pagina’s meer als genoeg. Gingen die 600 pagina’s van Pedigree het petje van Georges te boven? Of is er een andere verklaring voor die slordigheden?
Ik sluit niet uit dat een van de verhaallijnen van het boek gericht was tegen de anarchisten en links in het algemeen; vandaar dus die bomaanslag gelijktijdig met de geboorte. Maar zowel Leopold als de terrorist Felix Marette verdwijnen in een typische Simenonmist. Simenon heeft die figuren niet kunnen waarmaken waardoor deze bladzijden als een pamflet overkomen: waarom een bommenlegger opvoeren als je er voor de rest niets mee doet?
En als wij dan toch hypotheses aan het bouwen zijn, waarom uitsluiten dat Simenon in 1940 aan het scenario van het boek begonnen is op bestelling van een uiterst rechtse opdrachtgever? Wanneer de politieke en militaire evolutie omslaat, herwerkt Simenon de tekst om die uiteindelijk in 1948 uit te geven. Deze hypothese flatteert Simenon in die zin dat ze ervan uitgaat dat hij normaal gezien nooit een dergelijk slecht opgebouwd boek zou beginnen. Maar ze veronderstelt dat zijn banden met uiterst rechts verder gingen als algemeen wordt aangenomen.
Georges Simenon « nogal links » ?
Georges Simenon probeert ons te laten geloven dat hij « nogal links was in die dagen ». Die uitleg (in tempore suspecto) zou zelfs door een ondermaatse Maigret doorprikt worden. Volgens Simenon was Leopold de lievelingsbroer van zijn moeder en ook zijn lievelingsoom: ‘Oom Leopold is zeker wel belangrijk voor me geweest. Leopold was het zwarte schaap van de familie. Hij was trouwens de aardigste van allemaal, ik hield het meest van hem. Mijn moeder ontmoette 'm altijd in het geniep, want mijn vader wilde 'm met zien. Leopold had aan de universiteit gestudeerd, maar nam later dienst in het leger. Hij trouwde met de juffrouw van de kantine. Toen werd-ie ober, huisschilder, van alles. Hij zoop. Hij was inderdaad Het Voorbeeld voor mij, hij was het voorbeeld van een man die geen enkele burgerlijke inslag had; een uitzondering in mijn moeders familie die - eigenlijk net zoals de Simenons - van burgerlijkheid aan elkaar hing. Leopold was een man die vrij was, volmaakt vrij. Ik geloof dat ik nu pas, nu ik de 72 nader, eindelijk vrij ben. Nu pas. Als kind wilde ik graag clochard worden. Ik beschouw de clochard - ook nu nog - als de meest vrije, meest individuele mens op aarde. (…) Ik was namelijk nogal links in die dagen, voor die tijd eigenlijk anarchist; het tegendeel van de Gazette (waarvoor S. schreef van ’19 tot ‘22- HH), een zwaar katholiek, nogal reactionair dagblad.
Nonkel Leopold zoop misschien, maar heeft nooit bommen gelegd. Broer Christian echter heeft wel een lader neergeschoten op een pastoor, in naam van Degrelle en van de nazi’s. Zoals al gezegd: alles is waar in die roman, maar niets is juist…
De algemene staking 1 mei
Een ander bedenkelijk stuk gaat over de incidenten ter gelegenheid van een algemene staking op 1 mei. Simenon maakt hier een potje van enerzijds eerder kleine incidenten op 1 mei 1905 (anderhalf jaar na zijn geboorte) en het beschieten van het volkshuis, met verschillende doden, in 1912. Hier wordt duidelijk de communistische leider Julien Lahaut geviseerd (die wordt vermoord in 1951; Pedigree komt uit in 1948). In Pedigree krijgt Lahaut de weinig aan de verbeelding overlatende naam van Flahaut. Op een subtiele manier suggereert Simenon dat Lahaut aan de basis ligt van de schietpartij.
Een paar uittreksels van ‘Pedigree’:
p. 102 algemene staking 1 mei . Elise wil, met haar baby in de koets, absoluut de brug over die bewaakt wordt door gendarmen en geraakt zelfs in de 1 meistoet verzeild, vooraleer ze wordt teruggedreven. Haar man is vroeger thuisgekomen om zijn geweer van burgerwacht te komen halen; gendarmen te paard sluiten de Place Saint Lambert af. De leiding van de stakers heeft beloofd de Place Saint Lambert te neutraliseren. Bij die leiders is een ‘jongere die nog geen volksvertegenwoordiger is, onrustwekkend door zijn brutaliteit: Flahaut.
P.111-117 De grote baas zoekt Flahaut met de ogen en die draait zijn hoofd weg. « Zeg eens, Flahaut, het schijnt dat jouw mannen …
De mijnwerkers van Seraing… Ze zouden de een na de andere uit de stoet geglipt zijn. Men spreekt van infiltratie…
Flahaut beweert, maar hij is in staat om te liegen
- ik heb geen enkel bevel gegeven
Waar komen die mannen uit die zich beginner groeperen op het plein en die naar de vensters van de ‘Populaire’ kijken?
Op zijn paard, de sabel ontbloot, rechtop in zijn stijgbeugels, komt de commandant van de gendarmerie naar voor.
- Eerste verwittiging! Dat de vreedzame burgers naar huis gaan! Wij zullen schieten.
Een schot is gevallen; een eenzaam schot, belachelijk zwak, en nochtans heeft het in alle harten weerklonken. Men weet niet wie geschoten heeft, noch waarop, men weet niet als iemand geraakt is.
- Presenteert het geweer! Laden! Vuur
Heeft men in de lucht geschoten? Niemand weet het.
Vader Desire, die als burgerwacht gemobiliseerd was voor die betoging, komt eindelijk thuis, om zes uur s’morgens. « Wij hebben in de lucht geschoten. Dit is alles wat ik weet. Het schijnt dat een agent door zijn kepie is geschoten met een revolverkogel ».

Wat is er in feite gebeurd? In Pedigree situeert de scène zich onmiddellijk na de verhuis naar Outremeuse, rond 1905. Op 1 mei 1905 is er betoogd, maar de voornaamste eis was wat korting op de inkom van de Luikse wereldtentoonstelling. Voor 1900 waren in het Luikse veel rellen geweest rond het verbod om 1 mei te vieren. Grote rellen met doden kwamen veel later, in 1912. Op dat moment zat de « kleine » Simenon lang niet meer in een koets.
Op 3 juin 1912 schoten de gendarmen op la Populaire, het volkshuis van Luik. Wij kunnen de inslag van de kogels zien op deze postkaart
Op de site van de Parti Socialiste, opvolger van de POB-BWP, lezen wij het volgende verslag hierover. Op die dag had het kartel liberalen-socialisten de wetgevende verkiezingen verloren en om 19 uur stonden 3000 socialistische sympathisanten tussen het stadshuis en de Place Verte. Het stadhuis (La Violette) werd belegerd om de vrijlating te verkrijgen van een aantal kameraden die door de politie waren opgepakt. Rond 21u hoorde men verschillende schoten. Nog altijd weet niemand waar die vandaan kwamen. De leiders van het Volkshuis deden de manifestanten binnen schuilen. De gendarmen schoten door de vensters en later nog binnen in het café, en doodden drie personen. 20 anderen werden gewond.
Om ‘La Populaire’ wat te situeren: het was het vroegere hotel van de familie Méan, die nog de laatste prins-bisschop geleverd heeft. Het gebouw dateerde van 1662. Het wordt in 1895 het volkshuis. In 1977 werd het afgebroken en verdween trouwens ook de place Verte in een project om de autosnelweg door het stadscentrum te laten passeren. In 1999 heeft men een klein plaatsje aan de voet van de Haute-Sauvenière opnieuw « place Verte » genoemd.

Zoals ik al zei is de grote boeman van deze scène uit Pedigree de onrustwekkende en brutale Flahaut, in staat om te liegen. Maar het is ook een heel tendentieuze berichtgeving die twee echt gebeurde incidenten door elkaar haalt. Er gaat een sombere dreiging uit van die manifestatie. Zoals Christian Simenon zegt in het toneelstuk van Louvet: « Wij zijn niet voor niets broers. Wij hebben een punt gemeen: wij zijn tegen de klassenstrijd ».
Vanuit die afkeer voor de klassenstrijd wordt het verhaal van een 1 meistoet bij Simenon iets waar een dreiging van uitgaat.
De werkelijkheid straffer dan een roman
Een grote afwezige: zijn rechtse broer Christian; een terrorist: nonkel Leopold; en een woelige betoging met een gevaarlijke volksmenner Flahaut. Hebben deze elementen enkel als doel een zekere tijdsgeest te schetsen, of zat er in het concept van het boek meer achter? De sterkte van de Simenonromans is juist de soberheid in woordkeus en in de sfeerschepping. Ondanks zijn ongelofelijk debiet als schrijver staat er zelden een woord teveel. Als Simenon een detail beschrijft, dan steunt dat over het algemeen de intrige. Hier hebben wij echter een aantal bladzijden die niets bijbrengen en een paar personages die doelloos in het boek rondlopen. Dit zijn wij van Simenon niet gewoon.
Het is natuurlijk te laat om de vraag aan Simenon zelf de vraag te stellen waar hij met die personnages naartoe wilde. Zonder die vragen in mijn achterhoofd had ik waarschijnlijk nooit het boek uitgelezen, vanwege de gebrekkige intrige. Het heeft mij in ieder geval gesterkt in de overtuiging dat de werkelijkheid veel sterker is dan een roman. De werkelijkheid die niet in Pedigree staat. En de werkelijkheid na Georges Simenon. In de volgende aflevering van deze blog verschijnt een achternicht van Georges Simenon voor de assisen voor de moord op haar vriend, met 18 hamerslagen. Zij werd ontmaskerd door een gegrafenisondernemer die in een vorig leven politieagent was geweest en die geintrigeerd was door de naam Geneviève Simenon…

lundi 5 janvier 2009

De rechtse scheve schaats van Simenon

Een jeugdzonde?
In 1920 krijgt Simenon een vaste rubriek « Hors du poulailler » in « La Gazette de Liège », onder het pseudoniem Monsieur le Coq of Georges Sim. In die rubriek publiceert hij onder de titel « Le Péril juif », een serie van 17 artikels die volgens Danielle Bajomée, directrice van het Studiecentrum Georges Simenon (ULg), radicaal en verschrikkelijk antisemiet zijn. Deze artikels klagen de meest invloedrijke joodse personaliteiten aan, op basis van « Le Protocole des sages de Sion ». De centrale thesis is een samenzwering op wereldvlak van joden en vrijmetselaars. Een uittreksel: « Alles hangt samen en alles wordt duidelijker in die nefaste beweging die de Oude wereld bedreigt: de joden hebben, in hun vernietigingsdrang en in hun winsthonger, het bolsjewisme op de wereld gezet.»
Pierre Assouline, een van de biografen die de rechtse sympathieën van onze schrijver hebben bestudeerd, schrijft het vaderschap van die artikels op rekening van de Luikse ultrakatholieke middens die dat dagblad controleerden.
Jacques-Charles Lemaire, professor aan de ULB en grote Simenonkenner, heeft ook op dit aspect gewerkt (ls 14 februari 2003).
Volgens deze simenoloog wil de jonge Simenon carrière maken, en daarom moet hij de lijn volgen van J Demarteau en « La Gazette de Liège ». De socialisten moeten worden afgemaakt? Hij doet het. De joden moeten worden aangevallen? Hij doet het. Jacques-Charles Lemaire roept verzachtende omstandigheden in. Simenon is geen politieke denker: volgens de schrijver gaat het hier om een bestelling van zijn krant. Zijn reeks over « Le Péril juif » is een samenraapsel van artikels die hij hier en daar bijeenzoekt. Hij schrijft wat de lezer van « La Gazette » graag leest.
Danielle Bajomée noteert dat de man die het waanbeeld oproept van de joodse inktvis in bepaalde romans ook die verwerpelijke clichés overneemt die het antisemitisme aanwakkeren. Bij Simenon zijn de joden dikwijls bankiers of diamantairs, ze hebben een kromme neus, gekrulde haren en ze stinken,
Deze artikels blijven Simenon achtervolgen. In 1985 schrijft hij aan een vriend: « Het is niet zonder verwondering dat ik ontdek dat al mijn ideeën van 16 tot mijn 20 jaar vandaag nog dezelfde zijn. Ik wil enkel een ding signaleren dat zijn belang heeft. Het gaat over 2 à 3 artikels die ik geschreven heb over Les Sages de Sion. Deze artikels geven in het geheel mijn opinies niet weer noch van toen noch van vandaag. Het was een bestelling die ik wel verplicht was uit te voeren. In dezelfde periode waren er onder de Poolse en Russische huurders van mijn moeder meer dan de helft joden waarmee ik perfect overeenkwam. Heel mijn leven door heb ik joodse vrienden gehad, waaronder mijn beste van allemaal, Pierre Lazareff. Ik ben dus helemaal niet antisemiet zoals die artikels op bestelling zouden kunnen suggereren » (Jean-Christophe Camus, Simenon avant Simenon. Les années de journalisme).
Die joodse vriend Pierre Lazareff is toevallig ook hoofdredacteur bij France Soir waar Simenon zijn brood verdient. Na een reeks artikels op bestelling nu ook vriendschap op bestelling?
Maar in de grond gaat het inderdaad niet over het individu Simenon. De Gazette de Liège, een gezaghebbende krant, die nauwe banden heeft met een regeringspartij, heeft hem die artikels gevraagd. Die gazet spreekt in oktober 1936, 14 jaar na het vertrek van Simenon, nog altijd over de "semiet Blum" (eerste minister van Frankrijk) en klaagt de « ploeg van métèques" aan die Frankrijk leiden. Letterlijk zijn métèques vreemdelingen in de oud Griekse ‘democratie, maar in het rechtse woordgebruik krijgt dit een zeer negatieve betekenis. Deze krant neemt zoals verschillende conservatieve dagbladen de lijst van hooggeplaatste joden over die gepubliceerd worden in het uiterst rechts blad Gringoire.
Wij zouden trouwens ook antisemitische standpunten kunnen vinden bij de grote socialistische voorman Destrée, had het Instituut met dezelfde naam niet zorgvuldig zijn teksten uitgekuist. « Het antisemitisme maakt deel uit van de intellectuele bagage van die tijd, legt de historicus Jean-Philippe Schreiber uit, die in 1995 de affaire uitbrengt. In die periode worden de joden gelinkt aan de financies, en aan de plutocratie. Maar bij Destrée krijgt dit antisemitisme raciale kenmerken ».
Die “intellectuele bagage van die tijd” is natuurlijk geen reden om deze standpunten goed te keuren. Er waren wel degelijk politieke stromingen in die periode die daartegnin zijn gegaan. Ironisch genoeg waren het vooral de bolchevieken die met het tsarisme ook een eeuwenoude traditie van jodenprogroms hebben buitengewipt. Juist die bolchevieken die Simenon met de joden op een hoop gooit…
Simenon « persiste et signe »
Simenon stopt wel niet na die « jeugdzonde ». Op 31 jaar, vier dagen voor de brand van de Rijksdag, beweert Simenon Hitler vier maal ontmoet te hebben op het Kaisershof. Die ontmoeting is twijfelachtig , hij heeft die hoogstens gekruist in de lift. Dat belet niet dat hem dat stof oplevert voor een artikel voor Paris Soir (de krant van zijn vriend Lazareff) waarin hij uitlegt hoe Hitler en Goering alles geënsceneerd hebben om een officieel voorwendsel te hebben om de repressie te lanceren tegen de communisten. De conclusie van zijn zesde artikel van een serie "Europa 33" toont duidelijk naar wie zijn sympathie gaat: "Wel, er zijn enkele tientallen miljoenen Duitsers die de indruk hebben dat men hen eindelijk een doel heeft gegeven in het leven. En wie dat verwezenlijkt heeft is Hitler! De mensen krioelden door elkaar in wanorde en amuseerden zich zo goed en zo kwaad als het ging, zonder overtuiging, iedereen volgt zijn goesting, waardoor er een algemeen ongenoegen was. Hitler heeft hen terug in rijen gezet. Hij zal hen opmonteren, hen in het nieuw steken van boven tot beneden." (Simenon, Pierre Assouline, Julliard 1992).
Net zoals met de antisemitische artikels in de Gazette de Liège is het hoofdprobleem weer niet de proHitler standpunten van Simenon. Paris-Soir is een van de grootste Franse kranten, en het is geen uiterst rechtse krant. Het is alleen een krant die « altijd aan de kant staat van wie de macht heeft ».
Ironie van dit verhaal is dat onder de oorlog het Franse Commissariaat voor Joodse vraagstukken een enquête vraagt over de Arische afkomst van Simenon. Hij krijgt een maand om die te bewijzen. De klacht wordt geklasseerd zonder gevolg, hoewel er misschien een basis voor was. Simenon = Simon: de nazi’s roken onraad… De voorouders van Simenon woonden in het jodenstraatje. In een brief aan Pierre Deligny, 5 mei 1983, schrijft Simenon dat hij die «gegevens over Vlijtingen heel amusant vindt. Het geestigste vind ik de Jodenstraat waar mijn voorouders zouden hebben gewoond. Ik leer ook dat Simenon wil zeggen ‘de kleine Simon’, van Simon de Zeloot. Voor wat mij betreft, als er bij mijn voorouders joden zijn geweest, dan stoort mij dat helemaal niet. Christus was er ook een, evenals de heilige maagd en al de apostelen. Ik wist niet dat er meer dan vijftig Simenons begraven zijn in Vlijtingen, maar ik heb niet de minste zin heeft om hen snel in het graf te vervoegen».
De joodse vriend van Simenon, Pierre Lazareff van France Soir zal zijn Franse nationaliteit worden afgenomen door Petain.
Simenonlieu en de affaire van de Prins Stavisky
Eind 1933 kruipt Simenon in de huid van Maigret, naar aanleiding van de affaire Stavisky. Deze oplichter is een Russische jood die de Franse nationaliteit heeft verkregen. Hij valt door de mand en pleegt zelfmoord. Een paar maand later pleegt de chef van de financiële sectie van het Parket van de Seine, die het onderzoek leidt tegen Stavisky, ook zelfmoord. Uiterst rechts profiteert van die schandalen om de regering te destabiliseren en laat uitschijnen dat het om moorden zou gaan. Simenon wil dat ook bewijzen, en begint een persoonlijke enquête die als feuilleton wordt opgenomen in Paris Soir. Simenon slaagt er niet in zijn beschuldigingen hard te maken; deze enquête levert hem de bijnaam op Simenonlieu (« un non lieu » = geklasseerd zonder gevolg). Deze haatcampagne loopt uit op het oproer van 6 februari, met 15 doden en 2000 gekwetsten. Het Syndicaat van Journalisten doet een enquête naar de beschuldigingen als zouden ambtenaren van de PJ en van de Staatsveiligheid direct meegewerkt hebben aan de enquête van Simenon (Simenon, par Pierre Assouline, Julliard 1992).
Tot hiertoe zouden wij dit kunnen betitelen als journalistieke slippertjes waarbij, als het puntje bij paaltje komt, de nazi’s hem dan nog op de nek vallen.
Enkele tienduizenden slachtoffers van de shoah…
Maar die slippertjes zijn wel systematisch in dezelfde richting; en het moet wel gezegd dat Simenon traag is om de lessen hieruit te trekken. Lemaire legt uit dat Simenon in «Crime inpuni» van 1953, de 6.000.000 slachtoffers van de shoah herleidt tot «enkele tienduizenden». In « Quand j’étais vieux » durft hij schrijven: « Hitler heeft waarschijnlijk over de joden gesproken zoals ik dinsdag over de coloradokevers sprak, omdat men hem vroeg om erover te spreken en omdat dat blijkbaar een goed onderwerp was. Ik ben ervan overtuigd dat hij helemaal niet gedacht heeft dat men hem zou dwingen om daarop terug te komen en om uiteindelijk ik weet niet hoeveel miljoen Israëlieten te doden » (JC Lemaire Simenon jeune journaliste p55).
Ik denk dat dit vandaag wel een klacht tegen negationisme zou opleveren. Maar de tijden zijn veranderd, nietwaar (gelukkig maar).
Onder de bezetting verkocht Simenon zijn auteursrechten aan de Duitse filmonderneming Continental. In 1942 lanceert Continental drie verfilmingen van commissaris Maigret: « Signé Picpus », « Cécile est morte » en « Les Caves du Majestic » die slechts uitgebracht wordt in oktober 1945.
Maar dat was het geval met veel schrijvers. Daarom is Stijn Streuvels nog geen Cyriel Verschaeve…
JC Lemaire heeft een internetsite die zeer uitvoerig ingaat op dit aspect . Zijn boek heeft als titel « Simenon, jeune journaliste, Complexe, 240 pp., 2003. Een ander boek dat uitvoerig op dit aspect ingaat, is Assouline die trouwens doorwerkt op de stellingen van Lemaire. JAN GERRITSEN bespreekt het boek van Assouline uitvoerig onder de titel « Onthullingen over antisemitisme in nieuwe biografie: Georges Simenon was een "door en door rechtse man ».
De litteraire samenwerking van Simenon met de pers van Rex
Om niet alles op een hoop te gooien bespreek ik hier de journalistieke samenwerking van Simenon met de Belgische collaboratie.
Zijn broer Christian Simenon was een Rex-kopstuk. In augustus 1944 leidde Christian een rexistisch strafcommando in Jumet waar 19 gijzelaars worden omgebracht. In augustus 1946 wordt hij bij verstek ter dood veroordeeld in Charleroi. Zijn medeplichtigen beschuldigen hem ervan de lader van zijn wapen te hebben leeggeschoten op de pastoordeken van Charleroi, Pierre Harmignie. Georges hielp Christian om zich te laten inlijven bij het Franse Vreemdelingenlegioen om te ontsnappen aan die doodstraf. Christian sterft op de route coloniale 4 in Vietnam op 31/10/1947.
De Waalse toneelschrijver Jean Louvet schreef in 1994 het toneelstuk Simenon dat op een pakkende manier de tweestrijd tussen de twee broers Simenon weergeeft. Een uittreksel :
Simenon
Ik heb nooit aan politiek gedaan.
In 40, in Frankrijk, hield ik mij bezig met de Belgische vluchtelingen.
Ik heb mij gegeven zonder te rekenen.
(men hoort twee schoten. Een man wordt neergeschoten door de rexisten)
Simenon: moordenaars!
Christian Simenon: Maak je geen illusies. Elk van ons is op zijn manier een moordenaar. Vergeet niet dat wij aan de wereld moeten bewijzen dat wij viriel zijn. Jij hebt de oplossing gevonden: je scchrijft. Ik heb niet jouw talent. Wij zijn niet voor niets broers. Wij hebben een punt gemeen: wij zijn tegen de klassenstrijd. Vour jou maakt de dikke Maigret alles goed. En daarna gaat hij vissen en denkt aan zijn pensioen …
(de pastoordeken Pierre Harmegnie komt op)
Simenon: Ik wacht soms op U s’avonds, als het laat wordt.

(Jean Louvet begint in de staking 1960-1961 in La Louvière met de groep Théâtre prolétarien. Hij schreef in 1982 ook een stuk over Julien Lahaut: « L’homme qui avait le soleil dans sa poche »).
De broer van Régine (Tigy) Renson, de eerste grote liefde van Simenon, is Ivan Renchon. Deze was medeoprichter van de Union corporative des classes Moyennes, een rechts katholieke en conservatieve organisatie, dicht bij Degrelle . Leon DEGRELLE neemt in een postuum boek « Tintin, mon copain » een hoofdstuk op met als titel «De Rexist Simenon». Niks over Christian Simenon, maar een foto van Georges in 1939 «opgedragen aan Le Pays réel». « Le Pays Réel » was de krant van Degrelle.
Met dergelijke familie is het dan ook niet verwonderlijk dat Simenon zich in juin 1943 laat fotograferen met de pijp in de mond door de Luikse collaboratiekrant La Légia. Hij staat op de voorpagina van La Légia op 19-20, 21 et 23 juni 1943. Op oudejaarsavond 1942 publiceert L’Avenir een lang artikel met een commentaar van de hand van Simenon zelf, over de detectiveroman. In juin 1943 staat een lang interview met hem in Terre wallonne, het weekblad van La Légia, samen met enkele bladzijden uit Pedigree. Dit is een superscoop: Pedigree komt slechts uit in 1948. Claude Menguy schrijft : « De littéraire aanwezigheid van Simenon in de persorganen dicht bij Rex (L’Avenir, La Légia, Terre wallonne) zou kunnen laten denken dat onze auteur deze radicale vleugel van de collaboratie heeft gesteund. Daar is nooit het bewijs van geleverd. Maar men kan terecht veronderstellen dat Christian Simenon, politiek verantwoordelijke van die beweging, de colonnes van de rexistische dagbladen heeft opengesteld voor zijn broer en omgekeerd zijn broer heeft gesolliciteerd hiervoor. Maar het Fonds Simenon van de ULG heeft niet de briefwisseling tussen de twee broers » (« Sélection d’interviews de Simenon », dans Cahiers Simenon, 3, 1989, p. 169).
In afwachting dat iemand die briefwisseling tussen de twee broers uitspit wil ik wel de thesis aanhouden van Georges Simenon als een rechtse opportunist. Dit opportunisme komt ook tot uiting in de tactiek waarmee hij zich probeert wit te wassen na de oorlog. In februari 1945 laat hij zich fotograferen met L’Humanité in de hand, het blad van de Franse Communistische partij. Op 18 april 1945, wordt hij van elke collaboratie vrijgesproken door een rechtbank van La Roche-sur-Yon.
Maar moeten wij toch geen onderscheid maken tussen de mens Simenon en de schrijver? Hij was wellicht uiterst rechts, « so what » ? In welke mate hebben zijn politieke standpunten zijn werken beinvloed ? Moeten wij bij het lezen van een Maigret opletten om met de paplepel niet het uiterstrechtse gedachtengoed binnen te lepelen ?
Maar daarvoor moet je wachten op mijn volgende blog : Simenon rechts : So What ?

Interessante sites (In het frans )
DISCOURS A SIMENON welkomstrede aan Simenon door de historicus Carlo Bronne in de Académie Royale de langue et de littérature françaises de Belgique – 1952
Didier Pasamonik bespreekt het boek van Jacques-Charles Lemaître, Simenon jeune journaliste, un « anarchiste » conformiste, Editions Complexe