lundi 27 octobre 2008

bedevaart naar Markske - moezelverhaal II


De moezelstreek is voor marxisten zoals wij natuurlijk ook een beetje bedevaart naar de geboortestad van Marx: Trier. Onze Karl is er geboren, heeft er zijn vrouw leren kennen (een prille jeugdliefde, die een heel leven heeft standgehouden, ondanks heel harde levensomstandigheden), en heeft er zelfs een museum in zijn geboortehuis: het Museum Karl-Marx- Haus.
De SPD, de Duitse sociaal-democratische Partij kocht het huis in 1928. Een paar jaar later nemen de nazi’s het in beslag en maken er een drukkerij van. Na deze valse start is het museum tenslotte toch opengegaan in 1947. In de DDR werd op dat moment de stad Chemnitz omgedoopt in Karl-Marx-Stadt. Het museum wordt beheerd door de Friedrich Ebert Stichting, het studiecentrum van de SPD. Maar in feite weet de SPD met Marx geen weg. Dit wisten ze trouwens een eeuw geleden ook al niet. Na de dood van Marx in 1883 vroeg zijn wapenbroeder Engels hulp aan de SPD om het nagelaten werk van Marx uit te geven. De SPD heeft er een zootje van gemaakt. Jacques Attali, opperbankier van de EBRD, en dus niet speciaal een revolutionair, beschrijft dit uitvoerig in zijn « Marx, l’esprit du monde ».
Wie Marx zegt kan moeilijk het reële socialisme wegmoffelen. Daar was het Marx eigenlijk om te doen: de filosofie moest een wapen worden om de realiteit om te vormen. De Ebertstichting verstaat dat op haar manier: het museum is eigenlijk een gecamoufleerde versie van het zwartboek van het communisme. Maar daar hebben ze in Duitsland specialisten voor. Zo is Dachau omgevormd tot een antitotalitair gedenkteken waar nazi’s en russen op dezelfde voet gesteld worden.
Het meest sympathieke deel van dit huis is de tuin. De kunstenaar Klaus Kammerichs heeft drie levensgrote Karl-Marx figuren in beton gemaakt die een beetje weggestoken staan achterin een smalle beukenlaan. Een toespeling op de eerste zin van het communistische manifest: « Een spook waart door Europa - het spook van het communisme ». De kunstenaar wil met zijn beelden de bezoekers «verrassen en een beetje laten schrikken». Volgens de kunstenaar «toont die discussie over het roofkapitalisme dat Marx altijd opnieuw opduikt». Een beeldhouwer die nadenkt over waar hij mee bezig is. En een verbluffende reliëftechniek in beton die hij trouwens ook heeft toegepast voor een Beethoven.
Een derde chinezenVan de 42 000 jaarlijkse bezoekers aan het museum zijn 12 000 Chinezen. Een zekere Professor Yong Liang is zelfs een studie aan het maken over de Chinese bijdragen in het gastenboek van de laatste 30 jaar. Hij komt tot het besluit dat «de Chinezen duidelijk slimmer zijn geworden.» In de jaren 1980 en 1990 waren er veel politieke slogans zoals «Leve het Marxisme» of «China is uw tweede verblijf, kom even langs». Sinds 2000 zijn er volgens onze prof ook kritische beschouwingen zoals «Je hebt aan 1,3 miljard mensen grote schade toegebracht». Dat vindt onze professor dus het summum van Chinese wijsheid. Maar onze Doktor moet toch erkennen dat het bezoek aan Trier een soort bedevaart is voor de Chinezen, waarmee dikwijls een kinderdroom in vervulling gaat. Zijn onderzoek van de meer dan 10 000 Chinese bijdragen is nog niet gepubliceerd.
Marx, een BourgondiërDe bestseller van het museum is een wijntje: de Spätburgunder « Karl Marx ». Een donkerrode Pinot Noir. De SPD had misschien liever een rosé gepusht. Maar rosé is niet erg in in de Moezelstreek. De Karl Marxwijn komt van het ‘Weingut Erben von Beulwitz’ in Mertesdorf. Dit is het dorp waar het wijngoed van vader Marx gelegen was, op 15 km van Trier. Wij verliezen weliswaar met de erven van Beulwitz een beetje aan standing. De Viertelsberg van Hirschel Levy Marx maakte deel uit van de abdij, nu het prestigieuze domein Grünhaus. Het stond weliswaar onderaan de ladder van de abdijwijnen: er was eerst de Abtsberg, dans de Bruderberg. De Viertelsberg was voor de pachters - lijfeigenen die een vierde van hun oogst aan de abt moesten laten.
In de erfenis van de vader van Karl Marx werd dit domein vermeld voor een waarde van 3000 daalders. Het kadaster - Staatsarchiv in Koblenz vermeldt het domein Viertelsberg in Grüneberg, ten westen van het kasteel Grünhaus. Volgens een brief Jenny Marx werd die Grünhäuser Weinberg in 1859 verkocht. Karl Marx schreef in 1863 dat er nog vijf vaten wijn van 1858 over waren. Proost!
Vader Marx heeft trouwens die grond kunnen kopen dank zij Napoleon, die « en passant » alle anti-joodse Pruisische wetten in de vuilbak van de geschiedenis heeft gekiept. Vroeger mochten de joden geen onroerend goed bezitten. Vandaar dat zij gemakkelijk in de financiën terecht kwamen.
Vader Marx heeft dan ook zijn naam vergermaanst. Marx is een courante naam in het Rijnland, een afgeleide van Mark (Markske, als u wilt). De huidige bisschop van Trier noemt ook Marx en dit staat duidelijk te lezen op het naambordje van zijn ambtswoning aan de kathedraal van Trier. Vlakbij onze camping was trouwens ook een wijndomein Marx.
Marx was een Bourgondiër. Hij zei zelf dat de sigaren die hij opstak tijdens het schrijven van HET KAPITAAL meer gekost hebben dan het boek hem heeft opgebracht. Er zijn natuurlijk jaren geweest dat zwart brood troef was bij de familie Marx. Maar zelfs in die donkere jaren kon hij een glas wijn appreciëren. De 12 november 1866 schreef Karl Marx vanuit Londen een Brief naar Francois Lafargue in Bordeaux om hem te bedanken voor de wijn, die hij hem als remedie voor zijn ziekte had opgestuurd. ‘aangezien ik uit een wijnstreek voortkom en ex-wijndomeinbezitter ben, weet ik de wijn naar waarde te schatten’. Nooit vergeten wie de wijn gemaakt heeft
Nooit vergeten wie de wijn gemaakt heeft
Maar zijn smaak voor de wijn heeft hem nooit doen vergeten wie die wijn gemaakt heeft. In de "Neue Rheinische Zeitung" van 1848 schreef Marx over de nood bij de wijnboeren van de Moezel.
De Franse revolutie had het Pruisisch feodaal recht afgeschaft. Daarvan hadden niet alleen de joden geprofiteerd: de abdijen en andere kerkelijke en adellijke goederen werden onteigend, en werden voor een appel en een ei opgekocht door o.a. de wijnboeren. Maar die schone liedjes duren niet lang: na Waterloo, 6 maart 1821, wordt het Frans recht officieel afgeschaft en vervangen door het Pruisische recht, met herinvoering van de lijfstraffen enz. Maar de eigendommen gaan niet allemaal terug naar de adel en kerk. Desondanks kregen de wijnboeren heel snel te voelen wat het kapitalisme betekende. In 1834 vallen door het Zollverein alle tolbarrières weg in Duitsland. De moezelwijn tot dan toe praktisch de enige wijnstreek van Pruisen was moet nu opconcurreren tegen de goedkope wijnen uit het zuiden van Duitsland. De Moezelmannen krijgen hun wijn niet meer verkocht. Een zekere Dr. Felix Meyer beschrijft in „Der Weinbau an Mosel, Saar und Ruwer” de crisis van 1830-50: « Alcoholisme werd en plaag. Kleinere Schulden werden afgedronken. Voor 15 Pfennig kon men overal een grote melkkan vol wijn drinken en voor 50 Pfennig kreeg men de sleutel van de kelder”.
Het is in die context dat Marx in 1842 hoofdredacteur wordt van de Rheinische Zeitung. Hij is op dat ogenblik enkel democraat, en volgt de debatten in Rijnprovincie over de diefstal van hout in de bossen. Het is de eerste keer dat hij zich met economische kwesties bezighoudt. Artikel 14 van de nieuwe wet voorzag: « dat alle boetes voor houtdiefstal aan de eigenaar van het bos toekomen, evenals de dwangarbeid van alle veroordeelden zonder middelen. Die dwangarbeid bestaat eerst en vooral in bosonderhoud voor de boseigenaar. »
Diefstal van hout is natuurlijk een direct gevolg van de armoede. Marx schrijft met een bijtende ironie: « Om zich groen hout toe te eigenen, moet men het met geweld van zijn organische basis lostrekken. Deze manifeste aanslag tegen de boom, is ook via de boom een manifeste aanslag tegen de eigenaar van de boom. Wie echter enkel takken opraapt zit in een ander geval: U bent slechts eigenaar van de boom, maar de boom heeft niet meer de takken. Hout sprokkelen en hout stelen zijn dus twee totaal verschillende dingen. Als men elke aanslag tegen de eigendom zonder onderscheid als diefstal bestempelt, is iedere privé-eigendom dan ook geen diefstal?” De scherpe stijl is al Marx. De “pointe” is nog Proudhon met zijn pamflet “ Qu’est-ce que la propriété?” Anders gezegd: eigendom is diefstal.
Marx legt uit hoe de sluiting van de kloosters en het opheffen van hun hulp aan de armen deze laatste « zonder vergoeding, met verlies van hun oude rechten », (zoals het recht op sprokkelen) op de arbeidsmarkt had gegooid. Want « alle gewoonterechten van de armen waren gebaseerd op het feit dat een bepaald soort eigendom een onbepaald karakter had waarin het in laatste instantie niet duidelijk was als de eigendom privaat of gemeenschappelijk was. »
Maar onze bedevaart zit erop. Wij weten nu waar Karl de mosterd heeft gehaald. Maar daarmee hebben wij Trier nog niet bezocht. Dit is voor mijn Moezelverhaal III.
Wie in het duits iets meer wil lezen over het Karl Marxhuis kan terecht op http://www.derwesten.de/nachrichten/kultur/szene/2008/3/14/news-30605351/detail.html

Aucun commentaire: