lundi 24 décembre 2007

barcelona4 Gaudi mislukte architect?

Van Parc Guell over l’Hospital Sant Pau naar de Sagrada Familia
De volgende dag gaan wij die wijk helemaal naar boven, tot aan het Parc Guell. Guell was die broodheer van Gaudi, die wij hebben ontmoet in het scheepsmuseum. Schatrijke reder, textielmagnaat en ook immobiliën. Beinvloed door het boek van Ebenezer Howard over tuinwijken, wilde Don Eusebi Güell wilde een geheel van chalets laten bouwen op een terrein dat gelegen was op het hogergelegen gedeelte van de Gráciawijk, een steenachtige plaats met een grote helling, waar bovendien weinig water was. Gaudi wou het terrein niet nivelleren omdat hij het bijzondere van de heuvel wilde behouden. Daarom bouwde hij bruggen en viaducten. En welke viaducten!
Het Parc Güell was opgezet als een verkaveling, een tuinwijk met 63 huizen. Er werden er slechts twee gebouwd. En dan nog: Güell verbleef af en toe in het oude Casa Larrad, terwijl Gaudi het huis kocht dat Berenguer als model ontwierp. Zij waren dus de enige bewoners van het 15 hectaren grote park. Na de dood van Gaudi en Guell dreigde het park dus te verdwijnen. In 1922 wordt het park stadseigendom. Die overname gaf aanleiding tot een tegencampagne. Honderd jaar later wordt het door de UNESCO als internationaal monument opgenomen.
Mislukte architect
Het Parc Guell is niet de enige mislukking van Gaudi. Men kan zich trouwens de vraag stellen hoe en waarom een stad zich identificeert met een mislukte architect. Want dat was Gaudi objectief. Al zijn projecten waren economische mislukkingen. Ik ga daar natuurlijk geen ramp van maken: ik ben tenslotte de eerste om te zeggen dat de markt geen gezonde basis is voor de economie…
In het hartje van de Marollen is het grootste scheldwoord dat je naar je hoofd kunt krijgen “schieve architekt”. Dat dateert uit de periode dat een zekere Poelaert de helft van die wijk liet platleggen om er het pompeuze justitiepaleis te bouwen. Geen haar op het hoofd van de toeristische dienst van Brussel denkt er natturlijk aan zijn toeristisch imago op te trekken aan die schieve architect. Barcelona dus wel.
Gaudi was een miskende architect. In de volksmond noemde men zijn Casa Batllò het knekelhuis. Zijn Casa Milà ( 92, Passeig de Gràcia) werd door de Barcelonezen la Perdrera gedoopt, anders gezegd de steengroeve. Zijn promotoren vonden het zo lelijk dat zij weigeren Gaudí volledig uit te betalen.
Dat is natuurlijk het verhaaltje dat men ons probeert op te hangen van elke artiest: tijdens zijn leven miskend; na zijn dood beroemd, Maar in het geval van Gaudi kunnen wij werkelijk spreken van een mislukte architect.
Let wel: mislukt op louter economisch vlak. Ik vind zijn bouwsels mooi. Grote kunstenaars als Picasso en Dalí walgden van de zoete vormen en oeverloze ornamenten van Gaudí. De Britse schrijver George Orwell vond het zelfs jammer dat de Spaanse anarchisten tijdens de burgeroorlog Gaudí’s Sagrada Familia in Barcelona niet verwoestten, zoals de vele andere kerken en kloosters. Hij vergeleek de torens van de kathedraal met ‘flessen Rijnwijn’.
Wij hebben het Casa Milà al vernoemd. Nu op de lijst van het wereldpatrimonium van de UNESCO. Maar Roser Segimon de Milà, die dit appartementsgebouw liet bouwen tussen 1905 en 1907, spande tegen zijn architect een proces aan. Milà verloor het proces, en Gaudi gaf het geld dat hij ermee won aan een klooster. Maar men kan moeilijk van een economisch succes spreken… En het wantrouwen van de heer Milà was terecht als men weet dat Gaudi boven op dat opbrengstgebouw een reuzemariabeeld wilde neerpoten, tussen zijn mooie schoorsteentjes. Niet iedereen woont graag in een soort kapel…
Trouwens, ook in het Parc Guell kan Gaudi het niet laten zijn religieuze opvattingen te laten zien, zij het iets discreter dan de Mariagroep van zijn casa-milo project. Aan de rand van de wegen in het Güellpark liggen grote stenen bollen. Wanneer men ze telt komt men tot 150, evenveel als er kralen zijn aan een rozenkrans. En helemaal bovenaan eindigt het park op een kalvarieberg. Maar deze religieuze tags waren natuurlijk niet de enige reden van de mislukking van het parkproject.
En dan zijn er de projekten van Gaudi die nooit van de grond zijn gekomen. Zo een hotel in New York. Zo het project van een kathedraal in Tanger. Wanneer men de schetsen van Gaudi voor die kathedraal bekijkt geeft men er zich rekenschap van hoeveel de Gaudistijl put uit de moorse kultuur.
Gaudi werkt ook aan een restauratie van de Kathedraal van Palma de Mallorca. Ook daar wordt hij na de eerste fase afgedankt. Daar waren niet alleen architectonische redenen voor. Boven de stoelen van de kannunikken wilde Gaudi een tekst zetten “zijn bloed kome over ons”. De kannunikken waren niet akkoord: het korte tekstje kon aanleiding geven tot ironische commentaren (wat natuurlijk van de kant van de kannuniken niet volledig uit de lucht gegrepen was). Zij wilden de volledige tekst. Gaudi antwoordde aan de kanunikken: “teksten op monumenten moeten altijd ingekort worden want het zijn slechts geheugensteuntjes voor ontwikkelde mensen. Het evangelie is als een apotheek; gij zijt zoals mensen die naar een apotheek gaan om er voedsel te kopen”.
Bij de dood van de bisschop Grau waren de kannuniken er natuurlijk als de kippen bij om Gaudi af te danken. Hij verloor terzelfdertijd het contract voor de restauratie van het bisschoppelijk paleis van Astorga. De twee werfleiders van Gaudi worden ook afgedankt: Een van hen schrijft naar Gaudi “ze zeggen dat ze de catalanen wegwillen, maar, vooraleer weg te gaan, heb ik hen gezegd dat zij niet bekwaam waren om het werk af te maken”.
En inderdaad, bij het afbreken van een muur, na hun vertrek, zijn verschillende gewelven ingestort. Gaudi was mischien een mislukte architect op economisch vlak, maar zeker geen ezel.
De Tempel van de Heilige Familie




Maar wij waren op weg van het Parc Guell naar de tempel van de Heilige Familie, via het Hospital Sant Pau van zijn rivaal Montaner. Ook voor die werf is Gaudi een ramp geweest voor de bouwheer. Voor de Sagrada Familia was de bouwheer van de Tempel niet de Kerk maar een religieuze vereniging van de devoten (kwezels, in een ietsje vrijere vertaling)van Sint Jozef (ik denk aan de bedevaarsters van sint Jozef die in maart naar Leuven afzakken). Die vereniging wilde een schooltje en een eenvoudige kerk. Gaudi zet hen werkelijk voor schut: zij krijgen het schooltje; maar ondertussen begint hij aan een gevel (die van de Natividad), goed wetend dat de fondsen ontoereikend waren om de boel af te werken. Een eeuw later is die kerk nog niet af…
Trouwens, aan de Sagrada Familia wordt al bijna honderd jaar gebouwd zonder vergunning. Gaudi diende in 1883 zijn ontwerp voor de kerk in en twee jaar later kwam hij met een enigszins gewijzigd voorstel. Twee keer kreeg hij een bouwvergunning. Op twee latere verzoeken om de bouwplannen te wijzigen, in 1916 en 1990, reageerden de autoriteiten echter nooit. Volgens de wet zou dit bouwsel moeten worden afgebroken… Hij rijft ook prompt een straat in zijn project in.
De huisarchitect van graaf Guell
Gaudi heeft kunnen doen wat hij wilde doen door zijn band met Eugeni Guell. Noem het vriendschap. Noem het een middeleeuwse meester-knecht verhouding. Of, vanuit een ander uitgangspunt, de bloedzuiger van Guell. De boekhouder van Guell zei: “ik vul de zakken van Guell en Gaudi haalt ze leeg”. Van Gaudi zelf heeft een leerling het volgende opgetekend (Gaudi heeft zelfs bijna geen plan op papier gezet, laat staan een boek): “een oosters spreekwoord zegt dat, om en mens te kennen, men hem moet verorberen met veel zout. Maar er is toch een middel dat toelaat hen directer en sneller te leren kennen, en dat is hun geld te verteren. De architecten geven het geld van anderen uit en hebben via die weg een zekere kennis van de psychologie van hun klanten”.
De relatie tussen Gaudi en Guell was waarschijnlijk een mengeling van dat allemaal. Een ding is zeker: vriendschap of niet, zonder Guell had Gaudi waarschijnlijk nooit veel meer achtergelaten als een paar maketten met draden en loodjes…
Gaudi is de huisarchitect geweest van Guell. Deze katoenbaron heeft heel zijn leven gewerkt om een adelijke titel binnen te rijven, waarin hij trouwens gelukt is. Wij hebben het dus over "graaf" Guell.
In het kader van de uitbouw van zijn sociale status heeft Guell ook een aantal bouwprojekten laten realiseren die als een geheel moeten gezien worden. Gaudi heeft voor Guell een Palau gezet in de oude stad; een buitenverblijf (de Finca Guell); een Colonia Guell als model van maatschappelijke orde; een Parc Guell, en tenslotte de Sagrada Familia.
Een kijkwoning, het Palau: de naam alleen al is een programma
Het Palau is het eerste groot niet religieus project geweest van Gaudi. De naam Palau - paleis is reeds een programma, evenals zijn inplanting. Het is gelegen in de oude stad, in een nogal donkere straat. Maar dat had geen belang: Guell wilde zijn paleis daar waar de oude adel ook aanwezig was. Het moest niet alleen een herenhuis zijn; het moest de rijkdom van Guell uitstralen tot in de kleinste details. Het bouwsel is trouwens niet gemaakt om in te wonen, maar om volk te ontvangen (en de ogen uit hun kassen te laten rollen): het is opgebouwd rond een centrale ruimte, waar hoge gasten ontvangen konden worden. In de kelder zijn stallen die nooit een paard gezien hebben; een beetje zoals sommige privézwembaden die enkel dienen als decor voor een bar… Guell steekt wel zijn afkomst niet weg. Boven de poort van de Palau Guell tekent Gaudi het wapenschild van graaf Guell met zijn fameuze kettingboog en de tekst “gisteren schaapherder, vandaag heer”.
Dit paleis staat, zoals alle andere werken van Gaudi in Barcelona, op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. Tot en met januari 2009 is Palau Güell niet te bezichtigen door een renovatie. De vorige restauratie dateert nochtans enkel van 1982-2002 Volgens Wikipedia gebruikte men bij de bouw zwakke stenen, daarom zou er kans zijn op instorting. Als de stenen niet fameus waren, dan is het zeker niet omdat Gaudi goedkoop moest werken: alles moest weelde en geld uitstralen.
De Finca Guell om te wonen
Geen haar op het hoofd van Eusebi Güell heeft er ooit aan gedacht om in zijn kijkwoning te gaan wonen. Hij liet in dezelfde periode een landgoed (Finca) bouwen buiten Barcelona, inmiddels is het landgoed opgeslokt door de stad. De achitectuur van Gaudi is functioneel: de toegangspoort ademt ontoegankelijkheid uit. Aan de straatzijde bevatten de gebouwen amper raampartijen en het smeedijzeren hek is vormgegeven als een vliegende draak. Die draak is trouwens het enige wat de toerist kan bekijken. Voor wie een korte trip naar Barca doet de omweg dus niet waard…
Parque Guell
Gaudi heeft voor ieder van zijn gebouwen die werelderfgoed geworden zijn de zaak eerst eens uitgeprobeerd. Een honderd kilometer meer naar het noorden had onze Graaf Güell een kolenmijn in de Sierra del Catllarás. Deze kolen dienden als brandstof voor zijn cementfabriek in La Pobla de Lillet. Antoni Gaudí kreeg als opdracht een onderkomen te bouwen voor de mijningenieurs. Deze tuinwijk vertoont opvallende overeenkomsten met de Parque Güell. En toch heeft deze tuin niet lang standgehouden en dreigde in de vergetelheid te geraken, zelfs lang nadat in Barcelona de bouwwerken van Gaudí de toeristenattractie van die stad waren geworden. Vijftig jaar lang, van 1940 tot aan 1990 lag de tuin te verkommeren, zo erg dat hij op het laatst in gebruik was als vuilstortplaats voor de dorpelingen en weinigen zich maar konden herinneren dat hier ooit een prachtige tuin lag. Nu heeft de gemeente van La Pobla de Lillet hem in zijn oude glorie hersteld. In 1997 de tuin werd opengesteld voor het publiek.
De Colonia Guell: het corporatisme in steen gegoten
In Wallonië zou men spreken over “phalanstère”: een aantal arbeiderswoningen gebouwd rond een fabriek. Maar een kolonie is eigenlijk – op sociaal vlak dan – een struk straffer. Eigenlijk is die kolonie vooral het werk van Berenguer. Deze jeugdvriend van Gaudí volgde met hem de lessen aan de 'school voor kunsten en architectuur'. Hij huwde in 1887 en werd gedwongen zijn studies stop te zetten om in het levensonderhoud van zijn gezin te voorzien. Tussen 1887 en 1892 werkte hij voor Gaudí. Als Gaudí's assistent was hij vooral verantwoordelijk voor praktische zaken zoals de boekhouding, technische berekeningen en de omgang met de arbeiders. Hij was ook de beste tekenaar op Gaudí's kantoor en maakte dan ook de meeste voorbereidende tekeningen. Berenguer werkte aan de meeste van Gaudí's projecten mee.
Gaudi was zeker een gedreven man, maar hij heeft heel zijn leven een aantal figuren rond zich gehad. Een andere van zijn assistenten was Josep Maria Jujol i Gibert (1879-1949). De slingerbank en de Drakenfontein in Parc Güell zijn bijvoorbeeld voor het grootste deel van zijn hand. Veel van de mozaïekwerken die in Gaudi's ontwerpen terug te vinden zijn, werden door Jujol gemaakt. Jammer voor hem worden veel van zijn creaties onterecht aanzien als Gaudi's werk.
Ik zou hier trouwens, vooraleer mijn pijlen te richten op de sociale doctrine achter de noucentisten, willen aantonen hoe de schoonheid van Gaudi’s werk ook gebouwd is op een hechte samenwerking met zijn arbeiders, aan wie hij en grote autonomie gaf. “De architect moet kunnen gebruik maken van wat de arbeiders kunnen doen en weten te doen. Hij moet de specifieke kwaliteiten van iedereen weten te gebruiken. Hij moet al de inspanningen integreren en samenbrengen en steun geven wanneer fouten begaan worden. Zo werken de arbeiders met plezier en met de zelfzekerheid die voortkomt uit een volledig vertrouwen in de organisator”.
Gaudi heeft in de Colonia Guell een krypte gebouwd. In feite had Guell een kerk besteld… Die krypte is zowat een generale repetitie geweest voor de Sagrada Familia.
Maar deze Colonia Guell is eigenlijk ook interessant om de sociale doctrine van die klasse die het Catalaans nationalisme heeft gelanceerd duidelijk te maken. Deze kolonie is opgebouwd rond een fluweelfabriek van Guell, op twintig minuten per trein van de stad, in Santa Coloma de Cervello. Deze fabriek werkte met stoomaandrijving, en was dus veel groter dan de fabriekjes die werkten met de waterkracht. Maar deze arbeidersconcentratie was dan ook veel kwetsbaarder voor sociale onrust. De naam “kolonie” is werkelijk een programma: de arbeiders moesten opgevangen worden in een dorp dat zoveel mogelijk geïsoleerd was van de verdorven buitenwereld. Deze kolonie had alles opdat de inwoners niet naar buiten zouden zoeken: een spaarbank, een muziekbond, een cooperatieve, een atheneum, twee fanfares… In 1917 geeft de Kolonie Guell zelf een propagandabrochure uit waarin ze uitlegt hoe ze werkt. Het theatergezelschap bijv. “heeft als doel het volk te vermaken op de feestdagen, door s’avonds stukken te brengen en zo in de mate van het mogelijke te vermijden dat de families de kolonie verlaten. De jongeren hebben op twee jaar tijd zegeltjes gekocht voor een waarde van 5000 pesetas, die op de spaarkas is gezet in plaats van verspild te worden aan speelgoed of snoep, of, erger nog, in de cinema’s van de omliggende dorpen. In de Guell kolonie is er altijd verbroedering tussen kapitaal en arbeid. Alle Catalanen mogen zeker zijn dat, ondanks de satanische inspanningen geleverd door valse redders van de arbeidersklasse, de naastenliefde de erfenis blijft met de grootste waarde in Catalonië ”. Laguarda, bisschop van Barcelona, vraagt aan E. Guell om rond de kolonie een zeer hoge en dikke muur te bouwen opdat de socialistische doctrines er nooit zouden kunnen binnendringen”.

Aucun commentaire: